Met het veelzijdige oeuvre van P.F. Thomése, die met even groot gemak zijn stilistische kunnen loslaat op bier en frikadellen in Het bamischandaal als op de verheven thematiek in Schaduwkind, weet je nooit wat je nu weer van hem mag verwachten. Thomése zegt hier zelf over: ‘Als ik omkijk en mijn werk overzie, ben ik net zo verbaasd. Zo’n oeuvre is niet ontstaan als vooropgezet plan. Elk boek dat ik schrijf, is mijn eerste boek. Elke keer word ik weer de stamelende beginner die zwemt in het wit van de eerste bladzijde. Als dat niet zo is, is het niet goed. Ik moet het onbekende terrein hebben, niet het gebaande pad.’
De onderwaterzwemmer bestaat uit drie delen, waarin we met sprongen van dertig jaar het leven van Tin van Heel volgen. Het eerste deel vangt aan in Wellseind, 1944. Tin is nog maar een jongen wanneer hij ’s nachts met zijn vader een rivier overzwemt, naar bevrijd gebied. ‘De vader en de zoon komen tevoorschijn uit het rijshout en laten hun bleke, met reuzel ingevette lichamen stil als zilvervissen in het duistere water glijden.’ Tin haalt ternauwernood de andere oever, maar treft zijn vader daar niet aan. Thomése excelleert wanneer hij de jongen urenlang laat volharden in zijn hoop dat vader straks heus zal verschijnen. Pijnlijk precies wordt de kanteling in Tins leven voelbaar, daar waar hij zijn onschuld op de oever achterlaat en zijn bestaan voor eeuwig met schuld verbindt.
Oerlandschap
Op de vraag waar Thomése deze nieuwe roman in zijn oeuvre situeert, zegt hij: ‘In De onderwaterzwemmer keer ik terug naar wat mij in het begin van mijn schrijverschap, tijdens het schrijven van de verhalen van Zuidland, bezighield: een personage dat opgaat, of ten onder gaat, in een landschap. Een personage dat op het punt staat te worden uitgewist. Mijn oerlandschap is het gebied van de grote rivieren, getoonzet door Marsman en Nijhoff, waar ik ben opgegroeid. Het oerbeeld van De onderwaterzwemmer is voor mij die jongen die in de uiterwaard zit te wachten op zijn vader, die roerloze gestalte van die jongen in dat verder lege landschap.’
In De onderwaterzwemmer herneemt Thomése een belangrijk thema in zijn werk: de onherstelbaarheid van verlies, een personage dat voortmoddert in een ‘universum dat al is aangevreten door de zwarte gaten van de dood.’ Thomése: ‘Voor mij is de dood het noodzakelijke contrapunt in alles wat ik schrijf. Het tragische, het belachelijke, het melancholieke: het zou er anders niet zijn, niet in die mate althans. Ik kan niet naar iemand kijken zonder te denken: en straks ben je uitgewist. Hoe verhoudt een personage zich tot zijn onbeduidendheid, dat is een vraag die ik mij tekens stel. Welke strategieën ontwikkelt hij om aan de ondraaglijke waarheid te ontsnappen?’
Opstootje
In deel twee van de roman pakken we dertig jaar later de draad weer op. Tin heeft zijn leven aardig op de rit met een huwelijk en een dochter. Samen met zijn echtgenote Vic reist hij naar Zuid-Afrika, waar zij hun Foster Parents-kind gaan opzoeken. Tin verafschuwt reizen, een erfenis van zijn trauma: ‘Zich bewegen is zich verwijderen. Het is het onheil zelf opzoeken.’ In een oude Peugeot trekken ze de Afrikaanse binnenlanden in. Wanneer ze ten langen leste in het gehucht aankomen waar zich het kind moet ophouden, gaat het grondig mis. In een stoffig opstootje tussen de locals en de blanke toeristen piept Vic er tussenuit om het kind te zoeken. Pas uren later vindt Tin haar terug, bewusteloos want oververhit langs een zanderig pad. De geschiedenis dreigt zich te herhalen, het is aan Tin om zijn ‘fout’ goed te maken, hij zal zijn dochter naar haar moeder terug-
brengen.
In deel drie vinden we de inmiddels oude Tin, creperend van de pijn, in een smoezelig hospitaaltje in Havanna. ‘Zijn leven is gaan bestaan uit de gaten die de anderen, doden en levenden, erin hebben achtergelaten.’ Het is in dit ziekenhuisbed waar Tins zielenpijn samenvalt met zijn fysieke lijden en waar hij als zoon en vader tot boete en verlossing komt. ‘Sommige mensen slagen erin hun leven te presenteren als een product van eigen keuzes.’ Die zin mag volgens Thomése een kernzin in De onderwaterzwemmer worden genoemd. Dat dit voor zijn verloren hoofdpersoon Tin van Heel niet opgaat, moge duidelijk zijn.