Amnestie
Tipje van de sluier: de man die vijf jaar na Franco’s dood wordt geroemd omdat hij gezinnen van de linkse oppositie medisch bijstond, lijkt tijdens de dictatuur én daarna eerder een schurk dan een verzetsheld geweest. Iets waarvoor de verteller hem gestraft c.q. ontmaskerd wil zien, terwijl Muriel besluit niets van diens eventuele wandaden te willen weten.
‘Wat ik me ben gaan realiseren,’ zegt Marías over die tegenstelling, ‘is dat ik geen eenduidige mening heb over de vraag of we ons het verleden permanent moeten blijven herinneren. Natuurlijk is het ergerlijk dat mensen die in die periode afgrijselijke dingen hebben gedaan daarmee “wegkwamen” toen ze officieel amnestie kregen. En nog erger waren de franquisten die later beweerden dat ze altijd aan de goede kant hadden gestaan. Leugens die een belediging waren voor de echte republikeinen, die voor hun overtuigingen hebben moeten lijden.’
Iemand als zijn vader, beaamt de schrijver aarzelend, de filosoof Julián Marías die onder Franco een beroepsverbod kreeg en korte tijd in de gevangenis zat. ‘Al had mijn vader relatief gezien geluk: veel mensen werden jarenlang vastgezet of geëxecuteerd. Vooral jongeren zeggen nu dat die amnestie van de beulen verraad was, een vorm van lafheid. Maar misschien was het eerder wijs, voorkwam het nieuwe spanningen en onrust. Als je in een democratie geboren bent, besef je niet wat Spanje al die tijd niet had gehad: politieke partijen, verkiezingen, vrijheid van meningsuiting… Al die dingen waren na veertig jaar dictatuur wonderen, waarvan je kunt zeggen dat ze die prijs waard waren.’
Een ander element is dat het echte verhaal van Van Vechten (of van wie dan ook) volgens Marías uiteindelijk onkenbaar is: ‘Bijna alles wat we van de wereld denken te weten, is gebaseerd op wat anderen beweren. Hearsay. Wat we zelf hebben gedaan en meegemaakt weten we min of meer. Maar van de gangen en beweegredenen van anderen zul je nooit een volledig beeld hebben.’
Het is een vast thema in zijn werk. Zoals er meer aan Zo begint het slechte vintage Marías is. De uit Hamlet afkomstige titel, bijvoorbeeld: sinds zijn doorbraak met Corazón tan blanco (Een hart zo blank, 1992) waren de titels van op één na al zijn romans aan Shakespeare ontleend. De detectiveachtige structuur die hij opnieuw hanteert. En bovenal zijn herkenbaar elegante proza; lange, meanderende zinnen vol overpeinzingen en terzijdes.
‘Die worden tegenwoordig steeds verrassender en opmerkelijker gevonden. Zeker in Amerika, waar ze dan direct vergelijkingen trekken met Marcel Proust, wat ik een vorm van heiligschennis vind. Terwijl ze daarin zelf toch ook een traditie hadden, met schrijvers als Henry James en William Faulkner.’ Van wie hij trouwens veel leerde door, voor zijn literaire doorbraak, werk van hen te vertalen, naast dat van onder anderen Nabokov, Conrad en Kipling en Lawrence Sternes Tristam Shandy.
Glimlachend: ‘Toen Faulkner ooit werd gevraagd waarom hij zulke lange zinnen maakte, antwoordde hij: “Omdat ik nooit zeker weet of ik lang genoeg zal leven om een volgende te schrijven.”’
Uitweidingen
Marías staat op, en laat een stapeltje manuscriptpagina’s van zijn volgende boek zien. Fragmenten vol doorhalingen en handgeschreven toevoegingen die hij telkens weer overtypt om er ‘fysiek vertrouwd mee te raken’, als een dichter te werken aan het ritme van zijn proza.
‘De plot lijkt soms bijna het enige dat in hedendaagse romans belangrijk wordt gevonden. Maar hoe je die ook nodig hebt en je kan meeslepen, in mijn ervaring is de intrige iets vluchtigs. Zelfs bij een thriller vergeet ik na de laatste bladzijde vrijwel direct wat er precies is gebeurd of wie de moordenaar was. Net als mijn vader, een groot fan van Georges Simenon die diens boeken eindeloos kon herlezen. “Ik herinner me de zaken nooit,” zei hij dan. “Ik geniet van de sfeer, de personages…”’
‘Misschien zullen ongeduldige lezers bij mijn boeken soms denken: kom op, vertel gewoon wat er hierna gebeurt! Maar ik hoop dat al die onderbrekingen en uitweidingen op zichzelf boeiend genoeg zijn om door te lezen. Omdat de essentie van een roman voor mij zit in een scène waarbij je denkt: daar heb ik nooit over nagedacht. Een zin die je wilt onderstrepen omdat er iets staat wat je wist en tegelijk níét wist, of niet onder woorden kon brengen. Iets wat je herkent als een waarheid.’
Javier Marías bereikte er een opmerkelijk groot publiek mee, blijkt ook als we de dag na het interview tijdens een gezamenlijke lunch even voor het restaurant staan (‘Na de koffie móet ik een sigaret’), en twee afzonderlijke bewonderaars met hem op de foto willen. ‘Dat verrast me nog steeds, want ik realiseer me goed dat het helemaal net vreemd zou zijn als er van het soort romans dat ik schrijf in mijn eigen land hooguit tienduizend waren verkocht. Dat het er nu wereldwijd zo’n acht miljoen zijn, is verbijsterend.’
‘Als ik erg ijdel was, zou ik zeggen dat dat bewijst dat je lezers geen rommel hoeft voor te schotelen om succes te hebben. Maar misschien komt het wel omdat ik een heel gewoon iemand ben, en de dingen waarover ik graag schrijf dus veel mensen bezighouden. Wie heeft er geen geheimen? Wie heeft zich nooit door een geliefde verraden gevoeld of heeft iemand anders verraden?’
Hij neemt nog een trekje, en lacht. ‘Trouwens, je begrijp toch dat ik die mensen van zo-even heb omgekocht?’