Op 13 september zou Roald Dahl honderd jaar zijn geworden. Een aantal van de kinderen die opgroeiden met De fantastische meneer Vos, De Griezels en Matilda en als tiener met rode oortjes Mijn oom Oswald lazen, is nu zelf schrijver. De geest van de Engelse kinderboeken- en korte verhalenschrijver waart nog rond in hun hoofd, en duikt soms ook zichtbaar op in hun werk. Zoals bij auteur van kinderboeken en een korte verhalenbundel Jerry Hormone (1982), dichter en NRC-columnist Ellen Deckwitz (1982), dichter en schrijver Maarten van der Graaff (1987) en kinderboekenschrijver en romancier Jaap Robben (1984).
Hormone las als achtjarige Daantje de wereldkampioen. ‘Dat was zo anders dan de rest. Je had ook wel van die probleemboeken van Carry Slee, maar dat was ontzettend truttig. Die gruwelijkheid en dat sadisme bij Dahl, heerlijk!’
Ellen Deckwitz kreeg voor het eerst uit De heksen voorgelezen toen ze in groep vier zat. ‘Ik zat op een heel christelijke school en onze docent was de enige rebel. Ze hield steeds op met praten als de hoofdleraar, een geloofswaanzinnige baptist, langs de ruitjes liep. Toen wist ik, dit is geweldig.
Dankzij Matilda wist ik snel daarna ook dat het niet raar was als je veel las.’
Ook voor dichter Maarten van der Graaff was Matilda als kind een belangrijk boek. ‘Ze kon van alles, maar dat werd niet erkend door haar ouders. Niet dat dit bij mij zo was, maar dat gevoel dat je omgeving niet alles ziet wat er in je omgaat als kind herkende ik wel. Die directrice, Bulstronk, vond ik trouwens ook geweldig. Ik snapte wel dat ze die kinderen haatte. Kinderen hebben bij Dahl vaak iets naars, net als volwassenen. Dat vond ik wel fascinerend.’
Bij de honderdste geboortedag van Roald Dahl vertellen vier jonge Nederlandse schrijvers hoe de Engelse kinderboeken- en korte verhalenschrijver nog rondwaart in hun hoofd, en soms ook zichtbaar opduikt in hun werk
nooit meer slapen over roald dahl
bevrijdend
Kinderboekenschrijver, dichter en schrijver van bestseller Birk Jaap Robben herinnert zich vooral De tovervinger. Over een achtjarig meisje dat als ze heel boos wordt met haar vinger kan toveren. ‘Ik weet dat ik met mijn ouders ergens op visite was en het hele boek overschreef. Ik dacht dat je zo een boek schreef.’ Onlangs las hij alle boeken van Dahl opnieuw. ‘In kinderboeken heerst nu weer een preutse jarenvijftigmentaliteit. Het is fijn dat bij Dahl mensen aan het plafond konden plakken, levenslang werden opgesloten of vergiftigd werden.’ Robben maakte samen met tekenaar Benjamin Leroy het kinderboek Suzie Ruzie en de stinkvinger, waarin hij zeker invloed van Dahl ziet. ‘Alles is mogelijk in zijn boeken, dat werkt heel bevrijdend. Dankzij Dahl weet ik ook: iets bedenken voor kinderen werkt niet. Wij zoeken naar een grap die we zelf leuk vinden, dan is het ook voor kinderen leuk.’
Toen Maarten van der Graaff als tiener korte verhalen ging schrijven, gebruikte hij de volwassen verhalenbundels van Dahl ter inspiratie. ‘Dan keek ik gewoon af hoe hij een dialoog schreef. En zijn plotwendingen, vaak tegen het einde, zijn geweldig. Met de karikaturale karakterbeschrijvingen heb ik minder. Als kind dacht ik al: wat doet het er nou toe dat het kind dik is? In de dichtbundels die Van der Graaff later publiceerde, ziet hij weinig Dahl-achtigs. ‘Maar het voorlezen van gedichten is voor mij wel heel erg verbonden met Roald Dahl. Als kind luisterde ik veel naar luisterboeken van Roald Dahl. Dan werd zo’n verhaal als De reuzenperzik echt je oor in gelispeld, geweldig!’ Zelf won hij in 1999 als twaalfjarige de Nationale Voorleeswedstrijd, als eerste jongen ooit, met een stukje uit Matilda waarin Bulstronk een meisje aan haar vlechten over een hek slingert. ‘Het was leuk om te merken dat ik blijkbaar goed kon voorlezen en mensen zeiden dat ik zelf ook maar eens wat moest schrijven. Dat werkte stimulerend. Nog steeds draag ik heel graag mijn gedichten voor.‘
fabel
Ellen Deckwitz denkt dat ze dankzij Dahl haar gevoel voor Brits absurdisme heeft ontwikkeld. ‘Door die reuzen in De GVR, die vegetariër zijn en snoskommers eten, kon ik later ook zoiets als Blackadder waarderen.’ Zijn werk voor volwassenen ontdekte ze als twintiger. ‘Dahl gebruikt geweldige beelden. In My Uncle Oswald komt bijvoorbeeld een figuur voor, George Bernard Shaw, die niet geil te krijgen is. Dan steekt er ineens een paarse penis als een vogel uit zijn baard omhoog. Dat beeld wil je misschien wel vergeten, maar dat lukt niet meer.’ Ze ziet Dahls invloed terug in haar debuutbundel. ‘Daarin komen bomen voor die kinderen eten en moeders die hun kinderen dwingen kraaien af te schieten voor een kwartje. Ik schrijf ook verhalen voor mijn neefjes en nichtjes, over een jongen wiens beste vriendje een wandelende graftombe is. Dat had ik zonder Roald Dahl niet bedacht.’
Kinderboekenschrijver Jerry Hormone debuteerde dit voorjaar met een verhalenbundel voor volwassenen, Het is maar bloed. ‘Als ik even vast zat bij het schrijven, dacht ik vaak: wat zou Roald Dahl nu doen? Ik heb zelf ook wel de hang naar het vieze en absurdistische. Ik heb toen al die korte verhalen weer herlezen. Die wreedheid en het niets ontziende dat hij naar kinderen toe heeft, zit er bij mij ook in. En ik deel de schaamteloze wil om de lezer te entertainen, zowel in kinder- als in volwassen literatuur. Dahl is niet de meest elegante schrijver, maar zijn functionele taal staat wel compleet in het teken van een goed verhaal vertellen. Ik gebruik als schrijver ook bijna geen metaforen, ik wil zo min mogelijk tussen de lezer en het verhaal in zitten. Ook daarin ben ik schatplichtig aan Dahl.’