De biografie in romanvorm Manderley voor altijd is een aardige (her)introductie tot leven en werk van Daphne Du Maurier. Sappig materiaal biedt dat leven genoeg.

Het is een onbedoeld hilarische finale, welbeschouwd, die slotscène van Manderley voor altijd, het boek waarin de Franse bestsellerauteur Tatiana de Rosnay ruim 450 pagina’s lang in de huid van Daphne Du Maurier (1907-1989) probeert te kruipen.

Plaats van handeling is de slaapkamer van het landhuis Kilmarth, aan de kust van Cornwall, waar haar heldin op dinsdagavond 18 april 1989 haar ogen sluit. In gedachten ziet ze haar jongere zelf weerspiegeld in een raam: de schrijfster die miljoenen lezers in vervoering bracht en ‘dankzij één boek in het bijzonder voor altijd naam heeft gemaakt.’

‘Toen Daphne zondag in de motregen op het strand stond,’ vervolgt De Rosnay dan, ‘zag ze Rebecca voor zich. De wind woei door haar zwarte haren; ze droeg een trenchcoat en had een zakdoek in haar hand, waarop haar verstrengelde initialen “rdw” waren geborduurd, en die bevlekt was met lippenstift en geurde naar azalea’s. (…) Het is de schuld van Rebecca dat de critici haar vijftig jaar lang niet serieus hebben genomen, omdat haar boeken te goed verkochten, omdat ze haar een vertelster van liefdesverhalen vonden, geen schrijfster. (…) Maar kan ze dit de hoofdpersoon die haar zoveel lezers en roem heeft bezorgd wel kwalijk nemen? Is het geen tijd op vrede te sluiten met Rebecca Winters?’

Waarop Du Maurier blijkbaar besluit van wel, en in een wolk van gelukzalige herinneringen sterft.

Nogal ironisch, zulk drakerige melodrama in het portret van een vrouw die er lang van werd beschuldigd (louter) sentimentele kasteelromannetjes met een vleugje gothic suspense te schrijven.

Maar al is de biografische romanvorm die De Rosnay koos nooit een ideale, over het geheel genomen is Manderley voor altijd best een aardige (her)introductie tot Du Mauriers leven en werk.

Het is de schuld van Rebecca dat de critici haar vijftig jaar lang niet serieus hebben genomen, omdat haar boeken te goed verkochten, omdat ze haar een vertelster van liefdesverhalen vonden, geen schrijfster

legendarische openingszin

Sappig materiaal biedt dat leven genoeg. Haar jeugd als dochter van de beroemde acteur Gerald du Marier (1873-1935), die haar verafgoodde maar het in een gedicht betreurde dat ze geen jongetje was. (Misschien mede reden waarom ze zich het alter ego Eric Avon aanmat.) De geheimtaal die ze met haar zussen ontwikkelde, waarin ‘nanny’ angstaanjagend betekende en ‘Venetian’ lesbisch. Haar obsessieve passie voor het landschap van Cornwall en het landhuis Menabilly dat ze 25 jaar huurde en model stond voor het Manderley in Rebecca (1938). En, niet in de laatste plaats, haar lang verborgen gebleven liefdesleven.

Want al was ze van 1932 tot diens dood, 33 jaar later, getrouwd met Frederick ‘Tommy’ Browning, een hoge militair en later treasurer van kroonprinses Elizabeth, ze had voor en tijdens dat huwelijk gepassioneerde affaires met ondermeer een lerares op haar Parijse kostschool en actrice Gertrude Lawrence.

Niet dat ze ‘Venetian’ was, meende Du Maurier zelf: op die momenten nam Eric Avon het roer over. Zoals hij dat ook deed bij het scheppen van haar mannelijke personages.

Ondertussen komt uiteraard ook uitgebreid de ontstaansgeschiedenis aan bod van het veelzijdige oeuvre dat ze vanaf haar debuut The Loving Spirit (1931) in koortsachtig tempo bij elkaar schreef. Van historische romans, (gefictionaliseerde) familiegeschiedenissen en biografieën tot thrillers en romans met fantasy- en sciencefictionelementen.

Maar zoals die stervende-zwaanscène op de laatste pagina al uitschreeuwt: ze werden merendeels geschreven in de schaduw van Rebecca. Het boek met die legendarisch openingszin (‘Last night I dreamed I went to Manderlay again.’), waarmee ze haar reputatie vestigde. Waarvan in de eerste maand 20.000 exemplaren werden verkocht, en sindsdien vele miljoenen. En waaraan elk volgend boek werd afgemeten.

Wat haar romans betreft niet eens helemaal ten onrechte, eigenlijk. Want Jamaica Inn (1936) heeft zijn momenten, maar het verhaal van die naamloze vertelster die, eenmaal getrouwd met weduwnaar Maxim Winters, te maken krijgt met de geest van diens overleden vrouw is simpelweg haar beste. Beklemmend op elke pagina en met in de sinistere huishoudster mevrouw Danvers een meesterlijke schurkin.

Daarbij: dat Rebecca meer is dan een veredelde streekroman zal geen literair criticus inmiddels ontkennen.

macabare humor

Nee, het echte onrecht geldt Du Mauriers korte verhalen. Destijds met onbegrip en afgrijzen ontvangen. Maar als je ze nu leest, bijvoorbeeld in de fraaie heruitgaven die afgelopen zomer bij Virago verschenen, blijken ze vaak fantastisch.

Twee titels, ‘The Birds’ en ‘Don’t Look Now’, zijn dankzij verfilmingen ervan nog relatief bekend gebleven, al doet Hitchcocks zeer vrije bewerking van het eerste het origineel nauwelijks recht. Verteld door de nuchtere boer Nat Hocken is dat namelijk vele malen indringender en claustrofobischer dan de ademloze hysterie van Tippi Hedren doet vermoeden. Een verhaal van de natuur die zich om mysterieuze redenen genadeloos tegen de mens keert. Zoals in ‘The Apple Tree’ een weduwnaar wordt bedolven onder de gehate boom waarin hij eigenschappen ziet van zijn overleden vrouw, ‘poor Midge’, die hij zo slecht behandelde…

Het is het soort macabere humor en sprookjesverbeelding dat je niet direct met Du Maurier associeert, maar haar verhalen staan er bol van. In ‘Kiss Me Again, Stranger’ blijkt een femme fatale met een voorliefde voor begraafplaatsen een heuse seriemoordenares. In ‘The Blue Lenses’ ziet een vrouw na een oogoperatie op de schouders van elk mens de kop van een wezel, hond, koe of welk dier de ware aard van de drager in kwestie ook maar het best onthult. En al in 1928 schreef ze ‘The Doll’, waarin een vrouw haar aanbidder terzijde schuift voor een sekspop!

Sentimenteel en romantisch? Dit zijn verhalen van een geraffineerde en woest originele schrijfster. Een kant van Daphne Du Maurier die het beslist verdient (her)ontdekt te worden.