Het zal vast kinderachtig zijn, maar leuk is het: Konstantin Paustovski (1892-1968) die in september 1956, tijdens een groepsreis door Europa, zijn indrukken van Nederland in zijn dagboek noteert.
‘Alles baadt in neonlicht’ in de grootste havenstad van Europa, waar hij een vechtpartij tussen ‘een jonge kerel en een stel meisjes met rode rokken’ ziet die even later ‘een kleine rock-’n-rollshow’ blijkt, door een kroegbaas geënsceneerd om publiek te trekken. ‘Rotterdam: bordeauxkleurige bakstenen, bloemen op balkons. Weidse ruimte.’
Na een rit per ‘luxe touringcar’ krijgt Amsterdam zijn eigen telegramstijlbeschrijving: ‘Schoon en gezellig. Een stadsparkje aan de gracht. Glazen rondvaartboten. Grachten en sluizen. Honderden geparkeerde auto’s, hun voorwielen hangen bijna boven het water. […] In het water drijvende bladeren. Eenden zwemmen zomaar midden in de stad in de grachten.’ En er zijn bliksembezoeken aan Den Haag en Scheveningen, waar hij schrijft: ‘De oude vuurtoren op de dam die twee lichtbundels over onze hoofden de nevelige nacht in slingert.’
Anderhalve pagina, meer is het niet. Maar de doorgewinterde Nederlandse Paustovski-lezer zal er toch van smullen. Zoals van wel meer in de ruim 600 pagina’s niet eerder vertaalde brieven, dagboekfragmenten, blocnoteaantekeningen en journalistieke en literaire verhalen die vertaler Wim Hartog in de bundel Goudzand bijeenbracht.
Van Nederlandse lezers heeft Paustovski er gelukkig veel. Want al verscheen lang niet zijn hele, gigantische oeuvre in vertaling, wat wel verscheen werd enthousiast omarmd. Romans als De romantici (1995) en De baai van Kara-Bogaz (1998). Afscheid van de zomer en andere verhalen (1996). En vooral zijn meesterlijke zesdelige memoires Het verhaal van een leven. Historisch interessant, omdat hij tijdens de Eerste Wereldoorlog als ziekenbroeder aan het Pruisische front diende, de gruwelijke terugtocht van het Russische leger door Polen en Wit-Rusland meemaakte, getuige was van de mislukte Februarirevolutie en de Oktoberrevolutie en als avonturier en journalist een rusteloos zwerversbestaan leidde. Een rijke bron van anekdotes over beroemde tijdgenoten ook. En bovenal een feest van stilistisch vernuft, waarin je fraaie zinnen bleef aanstrepen.
Die zes delen, van de jeugdherinneringen in Verre jaren (1970) tot Boek der omzwervingen (1984), verschenen in de Privé-domeinreeks van de Arbeiderspers en werden vaak herdrukt, maar ook zo gekoesterd dat ze antiquarisch haast onbetaalbaar zijn.
Geweldig nieuws dus, dat ze vanaf komend najaar als Herinneringen 1 & 2 in Van Oorschots Russische Bibliotheek worden opgenomen.
Nieuw in van Oorschots Russiche Bibliotheek: niet eerder vertaalde brieven, dagboekfragmenten, blocnoteaantekeningen en journalistieke en literaire verhalen van Konstantin Paustovski in de bundel Goudzand.
Geheugensteuntjes
Voor die tijd is er Goudzand, dat je een fragmentarisch parallelboek en vervolg zou kunnen noemen. Al is het wel Paustovski-voor-gevorderden.
Dat laatste heeft alles te maken met de aard van veel van het opgenomen materiaal, onderverdeeld in drie perioden (1914-1935, 1936-1948, 1949-1968) die corresponderen met de grote romantische liefdes in zijn leven. Dagboeknotities zijn soms nauwelijks meer dan steekwoordige geheugensteuntjes. En de brieven bevatten nogal wat particuliere ditjes en datjes, herhalingen en verwijzingen naar personen en gebeurtenissen die de aantekeningen achterin geen overbodige luxe maken. Zijn vrouwen wordt veelvuldig de liefde verklaard of gesmeekt terug te schrijven. Je leest met wie hij zoal een wandeling of praatje maakte. En zijn Franse vertaalster vraagt hij meermaals een middeltje op te sturen dat zo goed helpt tegen zijn astma…
De huishoudelijke mededelingen van alledag, zeg maar. Waar gelukkig veel boeienders tegenoverstaat.
Om te beginnen de vele proeven van Paustovski’s proza, uiteraard. Soms als verstrooide beelden in notities (‘Sneeuwvlokken als dode nachtvlinders vlijen zich neer op mijn wimpers’), soms in de vorm van complete korte verhalen. Het geweldige ‘In een open vrachtwagen’, bijvoorbeeld, waarin Russische soldaten onder vuur zich in 1941 vastklampen aan de bossen thuis, het verlangen die terug te zien. Of dat reisverhaal over Polen, ‘Een derde ontmoeting’.
Extra attractie: je ziet zo’n verhaal onder je ogen ontstaan, voorvallen en observaties uit brieven en aantekeningen er hun weg naar vinden. Zoals de eerste afdeling ongetwijfeld aan kracht wint als je hem naast de beschrijving van dezelfde jaren in de memoires legt.
moeizaam bestaan
Even boeiend is ondertussen wat die memoires juist niet haalde, omdat hij stierf voor hij de periode na zijn veertigste kon behandelen, van zijn oorlogscorrespondentschap tijdens de Tweede Wereldoorlog tot zijn groeiende internationale roem in de jaren zestig. (Aardig in dat verband: de foto van Marlène Dietrich die, in 1964 op tournee in Moskou, op het podium voor de schrijver knielt.) Maar ook omdat het zaken betreft waarover hij onder het Sovjetregime niet ongestraft kon publiceren.
Het moeizame bestaan van een schrijver/journalist onder die dictatuur loopt als een schrijnend refrein door Goudzand. In bijzinnetjes waarin Paustovski schrijft dat bepaalde dingen (vanwege de censuur) mondeling verteld moeten worden; omfloerste opmerkingen over de benarde positie van collega’s. In praktische zaken als schaarste aan papier en inkt. En in het balanceren en schipperen dat nodig is om zijn werk gepubliceerd te krijgen en in leven te blijven om het te kunnen schrijven.
Zo lees je een krantenverslag van de bevrijding van de Krim vol patriottische propagandagalm. (Die overigens mooi laat zien hoe diep de Russische verbondenheid met dat gebied zit.) Hoe hij zo eindeloos moet soebatten bij de literaire apparatsjik voor zijn werk verscheen, dat je opgelucht ademhaalt als hij eind jaren vijftig het ‘redactiecollege’ van het tijdschrift Novy Mir – dat zijn adembenemende portret van de stad Odessa, De tijd van grote verwachtingen, heeft weggezet als ‘een armzalige biografie’ – met woedende eloquentie van repliek dient. Net als, in de jaren zestig, bij zijn publieke gefoeter tegen lieden die alles wat niet-Russisch is verdacht vinden of die brief waarin om de vrijlating van Josip Brodsky wordt gevraagd.
Verzet als de ijzeren greep van de dictatuur al relatief verslapt is? Zeker. Maar dat maakt het respect voor wat hij in de decennia daarvoor onder de moeilijkste omstandigheden schiep er niet minder om.
Daarbij, de slotalinea van Paustovski’s vlak voor zijn dood geschreven afscheidsbrief biedt, naast behartigenswaard advies, een uitstekend motief voor de compromissen van een literair overlever: ‘Deze aarde is onze woning, geef haar niet uit handen aan verwoesters, laag volk en leeghoofden. Wij, als erfgenamen van Poesjkin, zullen daar rekenschap en verantwoording voor moeten afleggen.’
Konstantin Paustovski: Goudzand. Verhalen, dagboeken en brieven (samengesteld en vertaald door Wim Hartog, uitgeverij Van Oorschot)