De derde etage boven boekwinkel Athenaeum aan het Spui in Amsterdam wordt bereikt via een smalle wenteltrap. Als in Hölderlins toren, grapt Frank Witzel, die hier op uitnodiging van het Letterenfonds twee maanden resideert. Met panoramisch uitzicht op het bont gewoel der mensen op het plein, heeft de schrijver het hier naar zijn zin. Al meteen na aankomst schreef hij – in het Nederlands – een boeiend verhaal over zijn eerste indrukken, nog te lezen op de site van het Letterenfonds en die van zijn uitgever Lebowski. Frank Witzel (Wiesbaden, 1955) leerde zichzelf Nederlands via het werk van Hermans, Reve, Vestdijk en Van der Heijden. Hij vindt onze literatuur aangenaam direct en toegankelijk, anders dan de Duitse. Hij informeert wat hij nog meer van Reve moet lezen, Moeder en zoon? Al gauw gaat het over het Lieverdje op het Spui, Robert Jasper Grootveld, 1968, het studentenprotest in Nederland en Duitsland, en de terreur van de Rote Armee Fraktion (raf) en bij ons de Revolutionaire Anti-Racistische Actie (RaRa). Hij noteert het woord ‘spruitjeslucht’ en na een uur moeten we het toch echt over zijn magnum opus gaan hebben.
Hoe een manisch-depressieve tiener in de zomer van 1969 de Rote Armee Fraktion bedacht, vorig jaar goed voor de prestigieuze Deutscher Buchpreis, is volgens de jury een mix van ‘waanzin en vernuft’ en een ‘hybride compendium van pop, politiek en paranoia’. Niets te veel gezegd, met uiteenlopende vertelvormen en vanuit verschillende vertelperspectieven wordt in 98 hoofdstukken op vernuftige wijze naoorlogs Duitsland tot leven gewekt, met name de jaren zestig en zeventig, zoals beleefd door een dertienjarige jongen uit Wiesbaden-Biebrich. Omdat deze – autobiografische – hoofdpersoon, als angstige en aankomend opstandige puber zijn groter wordende wereld nog niet kan bevatten, probeert hij dit manco met ongebreidelde fantasie te compenseren en schept hij zijn eigen, afgeleide wereld. Zodoende bedenkt hij de raf al een jaar voor het feitelijke ontstaan van de terreurbeweging.
Door de wat ruimere bladspiegel zijn de 815 pagina’s er in de vertaling van Josephine Rijnaarts zelfs 875 geworden. Witzel: ‘Ik had nog materiaal voor meer dan duizend, maar mijn Duitse uitgever raadde het af.’