We schrijven 1999. Even na middernacht bestijgt een in driedelig grijs gestoken dame het spreekgestoelte van het Utrechtse Vredenburg. Ze begint op zachte maar ritmische wijze woorden in de microfoon te fluisteren, zingende woorden van liefde en eenzaamheid en armoede en seks en wanhoop, steeds dwingender, steeds luider. Woorden worden regels, regels worden gedichten, magische gedichten. Na tien minuten verdwijnt de dame geruisloos van het podium. 2000 poëzieliefhebbers zitten elkaar verbijsterd aan te kijken. Zij hebben zojuist kennisgemaakt met Antjie Krog, de Zuid-Afrikaanse dichteres die sinds dat optreden een ongekende populariteit geniet in Nederland.
Zo is de Nacht van de Poëzie voor menig dichter een startpunt geweest. Wie daar glorieert, zal vanzelf doorrollen naar andere poëziefestivals in Nederland en Vlaanderen, groot en klein.
Dit jaar treedt schrijfster Marlene van Niekerk in de voetsporen van haar landgenote Krog. Van Niekerk is hier te lande vooral bekend dankzij haar romans Triomf en Agaat. Vorig jaar stond ze op de shortlist van de Man Booker International Prize. Ook wordt zij genoemd als kandidaat voor de Nobelprijs voor literatuur.
Maar dat Van Niekerk in de jaren zeventig debuteerde als dichter en in 2014 voor het eerst in meer dan dertig jaar een nieuwe en veelgeroemde bundel publiceerde, is minder bekend. Dat zal na 17 september, als Van Niekerk acte de présence geeft tijdens de 34ste Nacht van de Poëzie, anders zijn. ‘Marlene van Niekerk is een zeer expressief dichter,’ zegt dichter Alfred Schaffer, kenner van de Zuid-Afrikaanse letteren. ‘Ik heb haar al menigmaal uit eigen werk horen voordragen, en dat is altijd weer een belevenis.’
Een van de optredende dichters op de 34ste Nacht van de Poëzie is de Zuid-Afrikaanse Marlene van Niekerk. Haar collega en vertaler Alfred Schaffer: ‘Haar gedichten vertellen altijd een verhaal.’
Experimenteerdrift
Schaffer is als docent Nederlandse literatuur verbonden aan de universiteit van Stellenbosch, waar ook Van Niekerk doceert. Hij kent haar persoonlijk en is een groot liefhebber van haar werk. ‘Marlene is een lyrische dichter, met rijke, volle gedichten waarin niet alleen het persoonlijke onderwerp is, maar ook politiek, ecologie, filosofie. In de loop der tijd is ze steeds uitgesprokener en geëngageerder geworden.’
Veel Zuid-Afrikaanse dichters schrijven over de politieke situatie in hun land. Staat Van Niekerks werk in de traditie van die protestpoëzie? Schaffer: ‘Zeker niet. Ze bedrijft geen recht-toe-recht-aan activisme. Daar is haar werk veel te gelaagd, te intellectueel voor. Tegelijk vertellen haar gedichten altijd een verhaal, ze schrijft niet hermetisch.’
Een ander kenmerk is Van Niekerks experimenteerdrift. Schaffer: ‘Haar poëzie is zeer talig. Ze speelt met archaïsmen en neologismen, ze gebruikt klanknabootsing en alliteratie.’ Schaffer is de beoogde vertaler voor Van Niekerks nieuwste bundel Kaar. Het zal nog niet makkelijk zijn dat taalspel om te zetten naar het Nederlands, denkt hij. ‘Dat wordt zoeken. Soms is het ook het beste de complexiteit van een gedicht intact te laten. Je moet niet proberen voor alles een Nederlands equivalent te kiezen. Als een gedicht in de brontaal lastig te begrijpen is, hoeft de vertaler de puzzel in de doeltaal niet op te lossen.’
Eerder vertaalde Schaffer werk van Krog, van Ronelda Kamfer en Charl-Pierre Naudé. Krogs bundel Medeweten bevat ook niet bepaald eenduidige gedichten. ‘Voor die vertaling werkte ik samen met vertalers Robert Dorsman en Jan van der Haar. Ik kreeg het meest hermetische deel toegewezen. Dat was hondsmoeilijk. Je tast geregeld in het duister. Maar ik heb ervoor gekozen de drempel niet te laag leggen.’ Natuurlijk kun je ook bij de dichters zelf te rade gaan. Met de een werkte Schaffer intensiever samen dan met de ander. ‘Het is net wat de dichter zelf wil. Ik hou zelf wel van de dialoog. Ik ben geen vertaler die enorm op zijn strepen gaat staan.’
Exotische taal
Wat dit betreft verheugt hij zich op de vertaling van Kaar. De schijfster zit in de buurt, het zal makkelijk zijn even bij haar binnen te vallen met een vertaalvraag. Maar belangrijker is nog dat Schaffer zelf erg enthousiast is over de bundel. ‘Het helpt wel als je echt bevlogen bent over een te vertalen bundel. Neem nou het tweede gedicht uit Kaar. Van Niekerk beschrijft een jongen die gaat vissen. De natuurlyriek is prachtig, afgezet tegen de smerige trailer waar de jongen woont, met bierflesjes en andere troep.’
Zuid-Afrikaanse dichters doen het traditioneel goed op onze dichtersfestivals. Niet alleen Krog, ook poëten als Breyten Breytenbach, Wilma Stockenström en Gert-Vlok Nel danken een groot deel van hun populariteit aan hun optredens op de Nacht, Poetry International of Winternachten. Schaffer: ‘Het is inderdaad opvallend hoe goed de Zuid-Afrikanen in Nederland aanslaan, als je bedenkt dat het een klein taalgebied is waar weinig nieuw werk verschijnt. Het zal te maken hebben met het zangerige van het Afrikaans, dat voor veel lezers al snel doorgaat voor poëtisch. Het is een exotische taal, die we half wel en half niet kunnen verstaan. In die ruimte, halverwege begrip en onbegrip, ontstaat de poëzie.’