Het zuur
Ik leg mijn vork neer, en voel me opeens dichter bij mijn jeugdheld dan ooit. Centraal bij het begrijpen van Springsteens impact en oeuvre staat zijn jarenlange geworstel met depressiviteit en eenzaamheid. Gedreven door een diep verlangen naar verbinding stuurt de man zichzelf avond aan avond voor enorme lange sets rock-’n-soul (drie, vier uur is geen uitzondering) de arena in. Daar, op het podium, is hij verbonden met zijn band, zijn publiek, kortom: zijn mensen, en dan is de angst even weg. Het verhaal is niet de eerste en ook niet de laatste keer dat Springsteen in zijn autobiografie laat zien door welke innerlijke conflicten hij zijn hele leven geteisterd wordt. Openhartig vertelt hij over zijn continue strijd tegen het zuur, de van zijn vader geërfde bipolaire stoornis, en – uiteindelijk – de vele gesprekken met een psycholoog en het dagelijks gebruik van medicijnen om zijn demonen in toom te houden. In de Engelstalige editie van Born to Run wordt het, met de mooie tongue-in-cheek-toon die Springsteen het hele boek aan de dag legt als volgt verwoord: ‘Manic depression, the bipolar personality. It’s the prize in the Cracker Jack box in our family.’
De zelfspot en de humor die Springsteen hanteert terwijl hij zijn levensverhaal vertelt, maken Born to Run voor de fan een genot om te lezen. Springsteen is geen Shakespeare, geen Tsjechov, en zelfs geen Dylan als het om schrijven gaat, maar hé: hij is Bruce Springsteen, en zijn schoorvoetende en dan ineens weer op stream-of-consciousness-achtige wijze voortschietende relaas (met veel uitroeptekens, kapitalen en puntje-puntjes) is uitermate leesbaar. Met name de verhalen uit zijn jeugd en zijn opmars als rockster zijn regelrechte eyeopeners.
Dirt poor
Je realiseert je om te beginnen hoe dirt poor Springsteen en zijn familie geweest zijn. Springsteens verlangen naar een groots, rijk leven en zijn wil om het te maken als rockster (‘Elvis! The Beatles!’), werden geboren in koude winters in een wrak huis in Freehold, New Jersey, waar een petro- leumkachel in de woonkamer de enige warmtebron in het hele huis was.
Een ander feit dat de jonge Bruce vormt, vindt plaats als zijn ouders het niet meer redden hem op te voeden en hem bij grootmoeder en grootvader stallen; twee oude mensen die treuren om het verdriet van hun door een ongeluk om het leven gekomen dochter. Het gevolg is dat Bruce door hen grenzeloos wordt verwend tot hij – midden in de puberteit – ineens weer wel bij zijn lieve moeder en drankzuchtige, depressieve vader wordt geplaatst.
De jongen die een paar jaar king bij oma was, moet weer in het gareel. Dat kan Bruce niet. De ontworteling komt pas goed op gang als zijn ouders vervolgens – Springsteen is net twintig – naar Californië vertrekken om daar hun geluk te beproeven en hem alleen achterlaten in het ouderlijk huis, zodat hij nu moet rondkomen van de twintig dollar die hij wekelijks verdient met spelen in lokale clubs. dan snap je ineens waar al die songregels over ‘sleeping in that old abandoned beach house’ vandaan komen.
Man, man. Wat. Een. Boek. Ik heb zitten huilen en zitten lachen. Met grappige en ontroerende anekdotes biedt Springsteen fantastische inkijkjes in grote delen van zijn leven. Hij vertelt lang niet alles (en geeft dat ook ruiterlijk toe) maar wat hij wel vertelt, stelt het beeld van Springsteen weer iets scherper dan biografieën tot nog toe hebben gedaan.
Met de wijsheid van de jaren vertelt hij over de pieken en dalen van zijn carrière, geeft tips aan aspirant-rock-’n-rollers en laat tevens zien dat hij nog altijd zeer geëngageerd is. Zijn jarenlange samenwerking met zijn onafscheidelijke Afro-Amerikaanse kompaan, saxofonist Clarence Clemons bijvoorbeeld, heeft hem al vroeg een scherp inzicht in het Amerikaanse racisme gegeven. Maar met slappe multiculturele praatjes komt Springsteen niet aan: ‘Hoe close wij ook waren, ik was blank. We hadden een zo hechte band als ik me maar voor kan stellen, maar we leefden in de echte wereld waar we moesten ervaren dat niets, helemaal niets, ras uitwist.’