Na het overlijden van Wim Brands werd Jeroen van Kan (1968) de vaste presentator van VPRO Boeken. Vanaf deze week afwisselend met Carolina Lo Galbo (1980).

Waar is je liefde voor het boek begonnen?
Jeroen van Kan: ‘Op de kleuterschool. Mijn allereerste boekje ging over twee kinderen die bij een beekje speelden en een bootje lieten varen. Dat heeft een enorme indruk gemaakt. Daarna Jaap ter Haars Saskia en Jeroen en Wiplala van Annie M.G. Schmidt. Weer wat ouder alles van Thea Beckman, Oorlog zonder vrienden van Evert Hartman, Pjotr van Jan Terlouw. Daarna de Ronald Dahls en Astrid Lindgrens. Toen ik veertien was, kreeg ik van mijn moeder De junival van Jan Wolkers cadeau, omdat ik graag de overstap naar echte literatuur wilde maken. Daar had ik een gek beeld van. Bij mijn moeder stond De mens in opstand van Albert Camus in de kast. Daardoor had ik het idee dat volwassenen literatuur heel moeilijk was. De junival ging over de dood van Wolkers’ moeder en zijn kat. Een dun boekje met simpele hoofdstukjes. Ik had verwacht dat in de literatuur niets is wat het lijkt en dat er altijd wat achter zit waar ik niet bij kom. Bleek er niet te zijn.’

Je begreep het gewoon.
‘Ja en dat was een zeer merkwaardig constatering. Ook wel een deceptie. Vervolgens onder andere Mulisch en na De zwerver ook alle andere gedichten van J.C. Bloem. Op mijn zestiende ontdekte ik Hermann Hesse en op advies van mijn lerares Duits ben ik zijn werk in het Duits gaan lezen. In gotisch schrift zelfs. “Gewoon doorzetten,” zei ze. Nu lees ik eclectisch. Eigenlijk alles, behalve voetbalbiografieën.’

Waar lees je?
‘Meestal op de bank. Zonder muziek, want ik ga toch helemaal op in het boek. Iedereen kan lezen, maar de mate waarin iemand in de tekst kan verdwijnen verschilt nogal. Ik heb dat altijd heel sterk gehad. Daarom heb ik die eerste leeservaring onthouden. Ik was dat jongetje met dat bootje bij de beek. Als iets veel indruk maakt, onthoud ik het ook. Een keer las ik een gedicht van Goethe en dat zat meteen in mijn hoofd. Terwijl ik mijn eigen teksten nooit kan onthouden.’

Blijkbaar komt het snoeihard binnen
‘Raadselachtig. Vooral poëzie, wanneer het ongrijpbaar is. Dat het iets zegt zonder dat je precies weet wat. Dat zijn de beste omstandigheden. Mystiek lichaam van Frans Kellendonk heb ik zeven keer gelezen en het blijft ongrijpbaar. Dat is het kenmerk van goede literatuur. En dat zijn geen zinnen zoals “De nevel springt tegen de auto op.” Een onding dat ik tegenkwam toen ik in de jury van de Gouden Uil zat en alles moest lezen. Dichterlijke vrijheid is ver op te rekken, maar dit is gewoon lelijk.’

Lezen is nu werk.
‘Als je al veel hebt gelezen, komt de lat wel steeds hoger te liggen en er verschijnt niet elke week een meesterwerk. Gelukkig kunnen eindredacteur Katja de Bruin en ik zelf bepalen wie we uitnodigen.’

Aan de hand van recensies?
‘Recensies lees ik bijna nooit en zeker niet als ik iemand ga interviewen. Altijd van je eigen oordeel uitgaan. Alles wat je voor een gesprek nodig hebt moet uit het boek komen.’

'Nu lees ik eclectisch. Eigenlijk alles, behalve voetbalbiografieën.'

Jeroen van Kan

En uit de schrijver.
‘Niet iedereen die een boek heeft geschreven is een goede interviewkandidaat. Soms zijn gasten te nerveus. Ik doe dit eigenlijk al heel lang. Na de middelbare school ben ik begin jaren negentig radio gaan maken bij Amsterdam fm. Elk week een uur een schrijver interviewen. De eerste was Anton Haakman. Hij was heel nerveus, zat heel erg te zweten en zei alleen maar “Ja, nee, klopt.” Ik dacht, misschien moet ik minder gesloten vragen stellen. Toen was het “Ja…nou…” Er kwam helemaal niets uit. De ergste uitzending die ik ooit heb gedaan en het voordeel daarvan is dat het nooit meer erger kan worden. Gelukkig kun je bij de radio altijd een plaatje draaien.’

Was je Wim Brands’ vaste vervanger bij Boeken?
‘Nee, ik had samen met Wim bij De avonden gezeten, maar was al weg bij de vpro. In maart werd ik gebeld door Karen de Bok, hoofdredacteur Televisie. Ik had daar een slecht gevoel bij, want ik wist dat het niet zo goed ging met Wim. Ze vroeg of ik hem tot het einde van het seizoen wilde vervangen. Ik heb haar toen geantwoord dat ik eerst Wim wilde bellen. Dat heb ik gedaan. Wim zei: “Dat moet je doen, want het lukt mij niet meer. Ik kan niet meer lezen.” Ik zei hem dat ik alleen zijn tijdelijk vervanger zou zijn. Ook omdat ik helemaal geen televisieambities meer had. Zat ik opeens op zijn stoel Boeken te doen met de gasten Jan Fabre en Ian Buruma. Het gekke was dat de redactie van Boeken in Villa vpro ook net een andere plek had gekregen. Een déjà vu, want het was precies waar ik zat toen ik met Wim bij De avonden werkte. Ik zat aan zijn bureau. Met zijn uitzicht. Alles was hetzelfde. Alleen dan zonder Wim. In de eerste aflevering heb ik gezegd: Wim is overspannen en in september zit hij weer hier. We hadden pas een paar afleveringen opgenomen en toen belde Karen de Bok mij weer. Deze keer dacht ik: het zal wel over de uitzending gaan, maar ze vertelde dat Wim overleden was. Dat heeft mij enorm uit het lood geslagen. Ik was goed bevriend geraakt met Wim. Je raakt in een emotionele draaikolk en moet tegelijk het boekenprogramma blijven doen. Een paar dagen na het afscheid van Wim, ook in de Hortus, zit je daar weer. Op zijn plek, zijn programma te doen en moet je er iets over zeggen.’

Over een collega én vriend.
‘En dan zit je daar. En je weet dat je daar zit omdat hij er niet meer is. Zo idioot. Met de hele entourage die helemaal op hem was ingericht. Wim viel samen met het programma. Hij was een onemanband. Gelukkig zat er tussen zijn en mijn werkwijze niet zoveel verschil.’

Wilde je het programma op zijn manier doen?
‘Jazeker. Wat natuurlijk gek is, want ik ben heel iemand anders. Maar in het tweede seizoen heb ik dat losgelaten. Ik doe het nu meer als mijzelf. Net als Wim heb ik ook geen vragenlijstje. We bereidden nooit iets voor, maar lazen het boek. Dat is genoeg en dan heb je geen lijstje nodig. Het moeilijke is dat je het gesprek ter plekke moet componeren. Eigenlijk is het elke keer een pas de deux en de ene gast gaat verder mee in het dansje dan de ander. Gasten moeten zich durven overgeven en laten leiden door mij. Dat is het prettigst want dan kunnen we alle kanten op.’

Het presenteren van een boekenprogramma geeft aandacht en prestige.
‘Daar hecht ik totaal niet aan. Ik vind het fijn om te doen, maar als het programma gezelliger moet worden, met bijvoorbeeld Susan Smit als gast, neem ik zonder moeite meteen afscheid.’

Tv-debuut

De VPRO Gids sprak direct na haar eerste opname met de ervaren interviewster Carolina Lo Galbo (oa Vrij Nederland, de Volkskrant) over haar televisiedebuut.

Volgens mij ging alles goed.
Carolina Lo Galbo: ‘Geen idee. Wat goed of fout is in de televisiewereld, is voor mij helemaal nieuw. Maar er zijn geen glazen water over de tafel gegaan. Ik had Ester [Naomi Perquin – HH] mijn eerste gast, van tevoren ook gezegd dat ze haar glas aan de binnenkant van de tafel moest zetten, omdat ik het anders met een enthousiast armgebaar zo van tafel zou kunnen maaien.’

Wat heb je geleerd?
‘Dat een kwartier erg kort is. Op televisie is het een eeuwigheid, maar voor iemand die uit de schrijvende journalistiek komt, is het echt heel kort. Je moet dus heel goed afbakenen waar je het over wilt hebben. Hooguit twee thema’s en daar niet te lang bij blijven hangen. Eergisteren heb ik nog interviewtraining gegeven aan schrijvende journalisten. Daar leerde ik ze dat ze met een werkhypothese een interview in moeten gaan. Wat wil je te weten komen? Twee of drie thema’s en daar dan de diepte mee in.’

Heb je vanochtend lang voor je kledingkast gestaan?
‘Ik heb heel veel kleren en schoenen, maar dat is het láátste waar ik mij mee beziggehouden heb. Inhoud gaat boven vorm.’

Maar het is televisie!
‘Ja, maar dat is voor mij een nieuwe wereld. Waarschijnlijk krijg ik nu allemaal boze brieven over mijn lelijke trui. Nee hoor, ik heb echt wel nagedacht over wat ik aantrok. Mijn kast hangt vol flitsende jurkjes, maar die vind ik niet geschikt voor het programma. Ik wilde sober en dienstbaar gekleed gaan.’

Was je vroeg wakker?
‘Ik heb op zolder geslapen, heel licht. Ik heb een peuter van twee en een baby van vier maanden. Die begon vannacht geluidjes te maken, dus ik ben om half vier op zolder gaan liggen. Thuis was ik nog nerveus, omdat je daar vandaan niet de hele televisie- en studiosituatie kunt overzien. Maar de zenuwen waren weg toen ik daar aankwam. Pas aan tafel werd het weer spannend.

Hoe verliep je sollicitatie?
‘Eind september, tijdens mijn zwangerschapsverlof, kreeg ik een appje of ik op 3 oktober een screentest wilde komen doen. Ik dacht direct: dat doe ik, en ik zie wel hoe het gaat. Vervolgens kreeg ik een boek van Hanna Bervoets opgestuurd en met haar heb ik een gesprek gevoerd als screentest. Zeer plezierig, want ik vind haar goed en leuk. Dat was ruim twee maanden geleden en nu zit ik hier.’

Is dit je televisiedebuut?
‘Ja. Grappig, bij visagie zei men: “Het is je debuut, we moeten je nu dus extra mooi maken.” Toen dacht ik oh ja, misschien had ik toch wat langer in mijn kledingkast kunnen kijken.’

'Van bruggetjes bij de aankondiging en introductie kreeg ik wel de zenuwen. Het lijkt niks, en het is ook niet veel, maar dat is wel wennen.'

Carolina Lo Galbo

Gaat het in Boeken om schrijvers of boeken?
‘Hmmm, allebei. Bedoel je of de gast ook een interessant persoon moet zijn?’

Ja.
‘Dat lees je wel aan het werk af. Als iemand een boeiend boek schrijft, kan het geen  oninteressant persoon zijn.’

Maar misschien ongeschikt voor Boeken.
‘Dat is een ander verhaal. Maar ik heb als interviewer zoveel vlieguren gemaakt dat een ogenschijnlijk saai persoon mij niet afschrikt.
Als het werk interessant is, maakt het mij niet uit dat iemand er als een grijze muis bijzit of stamelt. Dat is voor televisie onhandig, maar ik kan heel goed door de verpakking heen kijken. Moeilijke mensen krijg ik ook aan het praten. Van de bruggetjes bij de aankondiging en introductie kreeg ik wel de zenuwen. Het lijkt niks, en het is ook niet veel, maar dat is wel wennen. Zodra ik in het gesprek zit, ga ik gewoon interviewen. Dat doe ik al tien jaar en dit gaat doorgaans wel goed, maar dit is wel heel want anders dan interviewen in een cafeetje of bij iemand thuis.’

Hoe heb je dit vak geleerd?
‘Door heel veel interviews te doen. Daarnaast heb ik in mijn privéleven ook altijd heel veel vragen gesteld aan iedereen. Een prettige positie, waarbij je de controle houdt over hoe communicatie en contact verlopen.’

Je hebt een niet-Nederlandse achtergrond. Betekent dat ook meer buitenlandse gasten in Boeken?
‘Mijn vader is Italiaans en mijn moeder Belgisch. Wat mij betreft interviewen we ook Italiaanse schrijvers. Heb ik voor Vrij Nederland ook gedaan.’

Heb je een lijstje?
‘Nee, want ik hecht niet aan reputaties. Al zou ik graag met Elena Ferrante praten, maar we weten nog steeds niet wie het is.'
Weet je..’

‘Wat?’
‘Ik hoopte altijd dat op een dag iemand een gouden enveloppe in mijn brievenbus zou gooien waarin mijn levensmissie zou staan. Dit moet je gaan doen. Zo zit het leven natuurlijk niet in elkaar. Je moet het helemaal zelf doen. Maar het appje van de vpro met de uitnodiging voor die screentest was toch een soort gouden enveloppe. Vanuit het niets. Zo van, probeer het maar.’