‘Ik moet nog ergens een koffertje hebben waarin brieven en dagboeken zitten’ zei Lili Veenman (1930) toen Jutta Chorus eens bij haar logeerde. ‘Maar waar?’
Van zo’n opmerking gaat elk schrijvershart een slagje harder kloppen. Zo ook dat van logee Jutta, die een kast in de logeerkamer opentrok en daarin het bewuste koffertje aantrof. Als ze die kast dicht had gelaten, was Alma’s dochters er vermoedelijk nooit geweest.
Eerder schreef Chorus journalistieke boeken, onder meer over de opkomst van Pim Fortuyn, de moord op Theo van Gogh en de zware jaren in het leven van Beatrix. Haar nieuwe boek is anders van opzet en leest als een breed uitwaaierende historische roman. Alma’s dochters vertelt het levensverhaal van Lili’s overgrootmoeder, oma, moeder, tante en uiteindelijk ook Lili zelf. Vijf opmerkelijke levens van vrouwen die wegbereiders waren, maar tegelijkertijd in de schaduw van hun echtgenoten en de geschiedenis leefden.