Het is ongetwijfeld een van de merkwaardigste literaire rekensommen ooit gemaakt: hoeveel dominees komen er voorbij in de boeken van Barbara Pym? James Runcie, die voor de BBC in 1991 een biopic over Pym maakte, rekende het uit en kwam uit op een gemiddelde van 5,76 dominees per roman.
Wie Pyms werk kent, weet dat zielenhoeders nooit ver weg zijn. Ze worden geflankeerd door vrouwen die enorm begaan zijn met hun welzijn en die geen kerkeraadsvergadering overslaan. Dat klinkt ontstellend suf en saai. Waarom zou je over zulke types in hemelsnaam een boek willen lezen? Dat wil je omdat diezelfde vrouwen diezelfde dominees liefdevol maar meedogenloos in hun klerikale hemd zetten. Of in hun onderbroek, zoals in de eerste alinea van Een tamme gazelle (1950) gebeurt als de nieuwe hulppredikant op bezoek komt en Belinda zijn lange onderbroek opmerkt, ‘nonchalant in zijn sokken gepropt’. Dat leidt tot een typisch Pym-dilemma: moet ze hem daarop wijzen of zou hij denken dat ze zich met haar eigen zaken moet bemoeien? ‘(…) maar als ze moest afgaan op het niveau van zijn eerste preek betwijfelde Belinda of hij wel echt tot denken in staat was’.