‘Verslaafd aan het geklepper van de brievenbus,’ noemt kunstenaar Tammo Schuringa (1962) zich ergens halverwege zijn charmante boekje Verrukkelijke baby’s. Een moderne eenmansvariant, eigenlijk, van de ‘cartomanie’ die wild om zich heen greep in wat wel ‘de Gouden Eeuw van de ansichtkaart’ wordt genoemd, zelfs al duurde die ‘eeuw’ nog geen twintig jaar, van ruwweg 1900 tot 1918.
In die hoogtijdagen van de papieren groet waren de kaarten te koop bij krantenkiosken, koetsiers en kraampjes bij treinstations, vertelt Schuringa, maar ook in speciale ansichtkaartenwinkels. Jaarlijks werden er wereldwijd honderden miljoenen uitgegeven (alleen al in Duitsland in 1899 verschenen ‘88 miljoen kaarten op een bevolking van 50 miljoen’), terwijl er bijvoorbeeld in 1905 zeven miljard werden verstuurd.