Laten we eerst maar eens een hardnekkig misverstand de wereld uithelpen: Minke Douwesz (1962) is niet dood. Wie haar naam googelde kreeg tot voor kort de indruk dat dat wel het geval was. In 2010 vroeg literair tijdschrift Tirade schrijvers hun eigen in memoriam te schrijven. Douwesz was een van hen. ‘Dat was blijkbaar dermate realistisch dat mensen dachten dat het waar was. Het is kennelijk veel gedeeld en zo op Google blijven hangen,’ aldus een springlevende Douwesz, die deze week tot veler vreugde na veertien jaar stilte met een nieuwe roman komt. Na haar debuut Strikt (2003) en het daarop volgende Weg (2009), is er nu Het laatste voorjaar. Daarin zegt de 53-jarige Ese in een opwelling haar baan als lerares Duits op om vervolgens dwars door Duitsland, Polen en Oekraïne naar de Krim te fietsen. Doel: het huis van Tsjechov bezoeken. Stug doortrappend in regen, sneeuw en wind is Ese alleen met haar gedachten. Als lezer word je een blik vergund in haar kolkende hoofd. Dat loopt over van rauw verdriet om de dood van haar geliefde Martie, onmachtige woede over de onderwijsvernieuwer die haar werk onmogelijk maakte en zorgen over de toekomst van onze planeet. Mestfraude, ontdooiende permafrost, overbevolking, de weidevogelstand, strak gemaaide gazons; er zijn oneindig veel zaken waarover Ese zich druk maakt. Eco-staliniste, noemt ze zichzelf.
Wel of niet naar het buitenland op vakantie gaan, de houtkachel stoken, katoenen kleren dragen, buiten het seizoen spinazie eten: het waren hele besluiten voor een welvarende westerling, maar druppels op de gloeiende plaat van de wereldproblemen.
De boodschap is helder: hier fietst een vrouw met principes, die niet aan vlees, auto’s, vliegtuigen of kinderen doet. Maar ook een vrouw die troost vindt in films, muziek en literatuur, en die op vrijdagavond de VPRO Gids leest. ‘De VPRO Gids lezen, dat is het hoogtepunt van de week’, zegt Douwesz zonder een spoortje ironie. ‘Echt waar. Ik zal je eerlijk zeggen: als de VPRO er niet meer zou zijn, zou ik niet meer in Nederland kunnen wonen. Dat klinkt heel Ese-achtig, maar het is echt een eiland van vrijzinnigheid, humor en diepgaande beschouwing.’