Geschiedenis, natuur en duurzaamheid, wetenschap, biografieën, mens en maatschappij. Non-fictie beslaat nogal een breed terrein. Vijf gespecialiseerde recensenten doen een goede greep uit het aanbod en geven 5 boekentips binnen hun vakgebied.
Ik heb dit jaar geen boek met zo’n mengeling van afgrijzen en fascinatie gelezen dan dit boek. Afgrijzen, omdat de Joodse Raad voor Amsterdam probeerde ‘erger te voorkomen’ door (met tegenzin) mee te werken aan de anti-Joodse maatregelen van de Duitse bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog. En fascinatie, omdat je je afvraagt wanneer het ooit genoeg was voor de leiders van de Raad, Abraham Asscher en David Cohen.
Maar gaandeweg leer je dat dit de verkeerde vraag is. Dat is de grote verdienste van historicus Bart van der Boom: dat hij je zonder oordelen verplaatst naar die tijd en die dilemma’s. Hij doet je verleidelijke lust tot oordelen verdampen en je beseffen dat een oordeel over de Raad oppervlakkig is. Je leest dit goed onderbouwde en zorgvuldig geschreven boek vervolgens ademloos uit.
Er waait sinds enige tijd een geest van dekolonisatie in de geschiedschrijving. In wetenschappelijke publicaties klinkt verhuld (en soms onverhuld) schaamte, wroeging en verwijt door over ‘ons’ gedrag in de Nederlandse koloniën in de Oost en de West. Vooral in de Oost, waar Nederlands-Indië in de negentiende eeuw met harde hand werd onderworpen en waar tussen 1945 en 1949 een keiharde oorlog werd gevoerd tegen de republiek Indonesië.
Al dat geweld zou bijna doen vergeten wat al die Nederlandse bestuurders rond de vorige eeuwwisseling (1900) bewoog met hun ‘ethische politiek’, gericht op de ‘verheffing’ van de bewoners van de uitgestrekte archipel, maar wel natuurlijk onder Nederlandse voogdij. Historicus Hans van der Jagt heeft die ‘ethische politiek’ inzichtelijk gemaakt aan de hand van een van de grondleggers ervan: gouverneur-generaal Idenburg. Dat is wat goede geschiedschrijving vermag: inzicht geven in motieven van ‘de vorigen’, zonder hen te verheerlijken of te vergoelijken.
Dit boek beoogt twee dingen: het wil een mythe bestrijden en het wil een waarschuwing zijn. Eerst die mythe: de Republiek van Weimar wordt dikwijls voorgesteld als een mislukt democratisch experiment dat in 1933 wel moest uitlopen op Hitlers ‘Derde Rijk’. Veel te simpel, stelt historicus Patrick Dassen. Die mythe miskent dat deze geschiedenis ook heel anders had kunnen verlopen als in 1929 de economische crisis niet was uitgebroken en dat jaar de begaafde staatsman Gustav Stresemann niet was gestorven.
De geschiedenis, ook deze geschiedenis, ligt altijd open, heeft geen vaste richting. Maar daarmee geeft Dassen meteen ook de waarschuwing mee: als we niet oppassen kan een open samenleving om zeep geholpen worden. Hij wijst daarbij op de bluffer Donald Trump die het tot Amerikaans president schopte en dat ook met geweld had willen blijven gezien de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021 door zijn opgezweepte aanhang. Kortom, deze studie is zowel een voortreffelijke historische studie als een actuele waarschuwing dat de democratie een kwetsbaar bestel is dat bescherming verdient.
Dit boek was voor mij een openbaring. Het werk van Hella Haasse is vrijwel langs me heen gegaan, lezer als ik was (en ben) van mannelijke Nederlandse schrijvers als Willem Frederik Hermans, Harry Mulisch en Jan Wolkers. Eigenlijk vreemd als je bedenkt dat Haasse meer dan deze auteurs werk maakte van de geschiedenis in haar literatuur. De biografie van Aleid Truijens deed me voor het eerst verlangen haar werk te lezen.
Maar ook haar levensverhaal boeit, niet in de laatste plaats door haar moeizame relatie met haar man Jan van Lelyveld, die in haar schaduw stond en van wie ze meer genegenheid verwachtte dan hij haar gaf. Tegelijk vraag je je al lezend af of ze zelf wel tot die genegenheid in staat was, aangezien niet haar man en twee dochters maar haar literatuur de belangrijkste liefde van haar leven was. En die obsessieve liefde voor haar werk had ze dan toch weer gemeen met bovengenoemde mannelijke generatiegenoten.
Over Operatie Barbarossa, de aanval van nazi-Duitsland op de Sovjet-Unie op 22 juni 1941, zijn boekenplanken volgeschreven. Geen wonder: de oorlog in het Oosten was de meest grootschalige en gewelddadige van de Tweede Wereldoorlog. Maar het verhaal is nooit zo goed en pakkend opgeschreven als door de Britse historicus Jonathan Dimbleby. Hij beschrijft niet alleen het diplomatieke steekspel tussen de twee grootmachten aan de vooravond van de oorlog, maar ook de vaak gruwelijke lotgevallen van de militairen toen de oorlog eenmaal was uitgebroken.
En hij maakt duidelijk dat Hitler de oorlog al een half jaar na het begin – in december 1941 – eigenlijk verloren had, hoewel die nog bijna vier jaar voortwoedde. Hitler en zijn generaals onderschatten namelijk de Russische veerkracht, de Russische reserves en het gigantische achterland van Rusland waar geen einde aan leek te komen en dat niet te bezetten bleek. De (wrange) ironie wil dat Rusland zich dit jaar aan precies dezelfde onderschatting schuldig maakte bij de inval in Oekraïne. Het is alsof van de geschiedenis nooit iets wordt geleerd.
Wim Berkelaar is als historicus verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam en boekenrecensent voor het historisch radioprogramma OVT (VPRO).