Voor een industrie die naar schatting tussen de 1.500 en 2.000 films per jaar voortbrengt – drie à vier keer zoveel als Hollywood – is de Indiase cinema buiten het eigen taalgebied opvallend impopulair. Maar misschien staat dat op het punt te veranderen. Dankzij Netflix werd de Indiase blockbuster RRR (niet gemaakt in Bollywood, maar in het zuidelijk gelegen Tollywood) vorig jaar een wereldwijde hit. De vele nominaties voor internationale prijzen, waaronder twee Golden Globes, suggereren dat er best eens een westerse markt kan zijn voor soortgelijk vermaak. De makers hadden geen vervolg gepland, maar zijn daar nu toch maar aan begonnen.
Nu is RRR (de titel staat voor Rise Roar Revolt) ook wel zeldzaam spectaculair. Met een budget van 72 miljoen dollar is het drie uur durende epos de duurste Indiase film tot nu toe. Het verhaal speelt zich zo’n honderd jaar geleden af en is losjes gebaseerd op de levens van twee geliefde vrijheidsstrijders, die het opnamen tegen de Britse bezetters. Maar realisme is verder ver te zoeken: beide helden zijn bovenmenselijk sterk, nemen het rustig op tegen honderd man tegelijk, of een hele roedel wilde beesten, en kunnen nog virtuoos zingen en dansen ook. Het levert een film op met lachwekkend lomp drama (part of the fun), bijzonder enerverende actie en muziekscènes die je meteen opnieuw wilt zien.