Sannette Naeyé: 'Cinekid is in 1986 van start gegaan met de de Zweedse film Mijn leven als hond van Lasse Hallström, wat voor velen nog steeds een mijlpaal is in de geschiedenis van de jeugdcinema. Toen al speelde Scandinavië een zeer belangrijke rol, vooral ook door de verfilmingen van het werk van Astrid Lindgren. Zij stond symbool voor een nieuw tijdsgewricht, waarin het kind als entiteit serieus werd genomen, met een eigen persoonlijkheid en een eigen cultureel leven. Kinderen mochten opeens stout zijn, omdat kinderen nu eenmaal elke dag hun grens moeten verleggen. Zo leren ze immers nieuwe dingen.'
Het Cinekid Festival viert in oktober haar dertigjarig jubileum. Een mooi moment om samen met algemeen directeur Sannette Naeyé, die sinds 1996 bij het festival betrokken is en dit jaar afscheid van het festival neemt, terug te blikken aan de hand van een aantal van haar favoriete films.
Het begin
De jeugdfilm in Nederland
'De film die in Nederland de jeugdfilm op de kaart zette was Mijn vader woont in Rio van Ben Sombogaart uit 1989. Die film deed mensen inzien dat jeugdfilms in Nederland ook echt succesvol konden zijn. Tot dan toe werd het genre nog gezien als leuk en lief, als iets dat je er een beetje bij deed. Artistieke of zakelijke ambitie speelde eigenlijk geen enkele rol. De Nederlandse filmwereld werd dan ook een beetje overvallen Mijn vader woont in Rio, omdat het een film was die voor het eerst aandacht besteedde aan het verhaal van een klein kind. De dilemma’s van de hoofdpersoon zijn bepaald niet wereldschokkend, maar wel voor iemand van die leeftijd. En dat zo’n film, gericht op een zeer jonge doelgroep, in de bioscoop werd uitgebracht en ook nog eens een groot succes werd, was een grote verrassing. Want het is veel makkelijker om succesvolle films te maken voor oudere kinderen. Daarna volgde in 1992 Het zakmes, ook van Ben Sombogaart, een zelfde type film die ook weer een groot succes werd.'
Opkomst van studiofilms
'In de jaren negentig begonnen ook de grote Amerikaanse en Britse producenten jeugdverhalen te vertellen die zeer succesvol bleken te zijn. Voorheen was er eigenlijk vooral Disney. Een paar films die er in die periode uitsprongen waren onder meer de verfilmingen van het werk van Roald Dahl, zoals Matilda uit 1996, die ook op Cinekid werd bekroond, en Billy Elliot uit 2000. Die films reflecteerden de tijdsgeest waarin de emancipatie van het kind een belangrijke ontwikkeling doormaakte.'
Explosie aan kinderfilms
'Rond 2000 was er in Nederland sprake van een explosie aan kinderfilms. Zeer belangrijk waren twee films van Ineke Houtman: Madelief: Krassen in het tafelblad (1998) en Polleke (2004). Dat waren films waarin vooral het gewone, reële leven van het kind centraal stond. Madelief krijgt bijvoorbeeld te maken met overlijden van haar oma, en leert hoe ze om moet gaan met dat verdriet. En in Polleke staat vooral de relatie tussen een kind en haar vader centraal, een problematische man met een drugsverslaving. Daarnaast is ze ook nog eens verliefd op een jongetje van Marokkaanse afkomst, die van zijn vader met een meisje uit Marokko moet trouwen. Polleke was een van de eerste Nederlandse films waarin grote maatschappelijke thema's verbeeld werden in een kinderverhaal.'
Scandinavië voorop
'De Scandinavische jeugdfilm was, zeker tot een jaar of tien geleden, altijd net iets vooruitstrevender dan de rest van de wereld. Zo gaat het Deense Wallah Be, een ontzettend grappige film uit 2001, nog net een stapje verder dan Polleke. Het gaat over een jongen genaamd Aksel die moslim wil worden, omdat hij de hangjongeren in de buurt stoer vindt en daar bij wil horen. De film problematiseert het onderwerp niet, en het is belangrijk om dit soort verhalen te vertellen, om xenofobie te voorkomen en empathie bij kinderen onder elkaar te bevorderen. Ik heb dan ook altijd gezocht naar de grote verbanden. Ik denk dat onze kinderen ook rechtstreeks in verband staan met de wereld en wat er gebeurt. Ik behoor niet tot de mensen die denken dat we kinderen tot hun twaalfde moeten opsluiten in hun eigen veilige wereld. Door nieuwe media is dat trouwens ook een standpunt dat niet meer houdbaar is.'
Grote mensenthema's
'Een van mijn andere favoriete films uit diezelfde periode is het Zweedse Hip Hip Hora! (The Ketchup Effect) uit 2004, een coming-of-age komedie over een meisje die voor het eerst een vriendje krijgt en leert hoe je een jongen moet aftrekken: "alsof je een ketchup-fles leeg schudt". Dit was de volgende stap in de emancipatie van kinderen: ze toegang geven tot alle grote mensenthema’s, maar dan wel vertaald op een manier die voor kinderen behapbaar is.'
Eenheidsworst op televisie
'Dat er nu zoveel jeugdfilms in de Nederlandse bioscopen draaien was twintig, dertig jaar geleden ondenkbaar. Maar wat wij bij Cinekid altijd proberen te bewaken is dat films voor kleine kinderen gemaakt blijven worden. Dat is tot op de dag van vandaag een zorgenkind. En dat is natuurlijk door de markt ingegeven. Want een kind van twaalf beledig je met films voor hele jonge kijkers. De jeugdmarkt is al zo klein en dan heb je ook nog vier submarkten. Uit recettes is dat niet te financieren. Gelukkig worden ze nog wel gemaakt. In 2009 was er bijvoorbeeld Knoester uit Noorwegen, over een jongetje die een tak heeft die tot leven komt. En rond diezelfde tijd kwam Kikkerdril uit van Simone van Dusseldorp, een film die een heel klein verhaal vertelt, over een jongen en een meisje in de natuur. Het is heel belangrijk dat dat soort films ook gemaakt blijven worden, en dat daar ook budget voor komt. Want op televisie zien kinderen, met uitzondering van de Publieke Omroep, vooral een wirwar van computeranimaties die er allemaal even verschrikkelijk uitzien. Felle kleuren, schreeuwerige kindjes met kleine beentjes en grote hoofdjes. Dat is vrij erg vind ik, vooral omdat het volume zo groot is. Daar moeten we dus echt iets anders aan toevoegen.'
De jeugdfilm wordt steeds volwassener
'De belangrijkste trend van de afgelopen jaren, die uiteraard zijn oorsprong heeft in Scandinavië, is dat er steeds meer genrefilms voor kinderen worden gemaakt. Dat zie je echt overal opkomen. Alleen de spaghettiwestern voor kinderen heb ik nog niet ontdekt. Maar verder wordt alles, van psychologische thrillers tot vampierfilms, momenteel gemaakt. Stilistisch is dit heel belangrijk, dat jeugdfilms aansluiten bij cinematografie van grotemensenfilms. Je ziet bijvoorbeeld dat er films voor kinderen worden gemaakt in de stijl van Wes Anderson. Het geeft een enorme boost aan de kwaliteit van de films. Een voorbeeld in Nederland is de gangsterfilm De Boskampi’s van Arne Toonen, die vorig jaar bij ons twee prijzen won. Een hele spannende ontwikkeling, hopelijk gaan we nog veel meer van dit soort films zien.'