Idee?
‘Ideeën voor films ontstaan bij mij meestal als
ik in een bepalende periode in mijn leven zit. C’est déjà l’été is voortgekomen
uit een nostalgisch gevoel, iets wat voorbij aan het gaan was. Het Waalse
plaatsje Seraing paste met haar rauwe muren, schoorstenen en de industrie
perfect bij dat gevoel. Bovendien heb ik een grote interesse in families en wat
gedwongen relaties zijn. Het is fascinerend om te zien hoe mensen die samen
onder één dak wonen, toch zo langs elkaar heen kunnen leven.’
Gebroeders Dardenne?
‘Aan de ene kant is het een eer om met de
gebroeders Dardenne vergeleken te worden. Tegelijkertijd zijn er echter grote
verschillen, zo werk ik met non-acteurs, gebruik ik muziek en is mijn
cameravoering heel anders. Maar ik ga niet ontkennen dat ze een grote rol hebben
gespeeld in de manier waarop de film gemaakt is. Het soort neorealisme in hun
film Rosetta (1999) sprak me erg aan.’
Invloeden?
‘
Het begon allemaal met films van makers als Jean-Luc Godard en Johan van der
Keuken. Later had ik grote interesse in het Italiaanse neorealisme en de Franse
Nouvelle Vague beweging. In C’est déjà l’été quote ik hedendaagse filmmakers als
Bruno Dumont (Flandres) en films als Gummo (1997, Harmony Korine). Dat zijn
grotere inspiratiebronnen geweest dan de broertjes Dardenne.’
Ambities?
‘Als maker streef ik naar realisme en in het buitenland
komt dit het beste tot uiting. Ik wil dan ook films maken in steden over de
gehele wereld. Hier in Nederland is alles vertrouwd, maar als je voor het eerst
in bijvoorbeeld Buenos Aires bent komen je angsten en gevoelens het sterkste
terug. Dat is voor iemand zoals ik, die erg vanuit zijn gevoel schrijft,
belangrijk. Je hebt dan een onbevangen blik en merkt het ‘bijzondere’ sneller op
. Ondanks alle cultuurverschillen zie je toch dat mensen overal hetzelfde zijn,
met dezelfde gevoelens, verlangens en angsten. De verhalen die ik wil vertellen
zijn dan ook universeel.’
Filmen in Nederland?
‘
Iedereen klaagt altijd over subsidies, maar dat vind ik veel te makkelijk. Er is
in Nederland een gebrek aan goede producenten en filmmakers met lef. Ik voel me
best eenzaam als filmmaker in Nederland. Het zou goed zijn als het Filmfonds
ontmoetingen tussen makers zou arrangeren en stimuleren. Als makers elkaar meer
zouden stimuleren en beter samen zouden werken, kan er iets moois ontstaan. De
macht ligt nu te veel bij de producent en er is te weinig controle vanuit het
Fonds wat er met het geld gedaan wordt. Misschien moet het Fonds zelf wel films
gaan produceren, zodat het geld direct bij de makers terechtkomt en er geen
tussenstation meer is in de vorm van een ‘onafhankelijke’ producent. De
regisseur moet weer meer macht krijgen.'