Idee?
Russell: ‘Van 1998 tot 2000 was ik als
ontwikkelingswerker in Suriname. Ik kwam er als 22-jarige en die periode heeft
diepe indruk op mij gemaakt. Wat me vooral is bijgebleven is hoe het kapitalisme
zich verweven heeft met traditionele gebruiken. In de film volg ik de
slavenroute van een dorpje naar de grote stad, Paramaribo. In de 17de eeuw had
een ontsnapte slaaf daar te voet jaren voor nodig. Ging hij met een kano dan
duurde dat altijd nog drie maanden. Tegenwoordig kost het een uur per vliegtuig
, of een paar uur met de bus. In de film zie je de hoofdpersonages – twee broers
die ik nog kende van toen ik in Suriname woonde – de route lopen, rijden en
peddelen. Zo is het een film over de beleving van tijd en geschiedenis geworden
.’
Rituelen
‘Het ritueel tegen het eind van de
film is het Adgo-ritueel, een doodsritueel. Dat wilde ik erin hebben omdat dat
goed laat zien hoe heden en verleden zich vermengd hebben. Het is een oeroud
ritueel, maar tegelijkertijd zie je ook mannen met honkbalpetjes, en zelfs
iemand met een fototoestel. Er is ook een gigantische dildo, maar die hoort
eigenlijk niet op het ritueel thuis. De man met die dildo was een van mijn
mensen. Ik had niet gezegd dat hij die dildo moest meenemen, dat had hij zelf
besloten. Overigens hoorde hij wel degelijk op het ritueel thuis, want zijn
vader was net daarvoor overleden.’
Inspiratie?
‘Voor deze film was dat vooral het werk van de Fransman Jean Rouch (1917-2004
). Rouch was een filmmaker-antroploog die vrijwel zijn hele leven in Afrika
werkte. Hij maakte daar etnografische documentaires, maar zette zoveel in scène
, dat zijn films “etnofictie” werden genoemd. Wat me ook in Rouch aansprak was
de manier waarop hij met zijn films bij de kijker een gevoel van trance wil
oproepen.
Uit de film D’Est, van de Belgische Chantal Akerman, gebruikte
ik het idee van 10 minuten lange tracking shots, waardoor de omgeving – veel
meer dan de mensen – het hoofdpersonage wordt.’
Ambitie?
‘Ik ben al heel blij als het mij lukt films te blijven maken die me
interesseren.’
Filmen in de VS?
‘Ik ben een
kunstenaar. Ik doe performances en maak instellingen. En daar is in Amerika geen
geld voor. Let Each One Go Where He May kostte in totaal 55 duizend dollar. Dat
lijkt niet veel, maar dat krijg ik alleen bij elkaar met subsidie. Voor mijn
film kreeg ik 50 duizend dollar van de Guggenheim Foundation. Dat was gelijk de
laatste keer, want het Guggenheim geeft nooit twee keer geld aan de zelfde
kunstenaar.’
Dertien ononderbroken shots van 10 minuten. En in die shots zie je hoe twee Surinaamse broers de slavenroute van hun voorouders opnieuw afleggen. Van het dorpje waar ze wonen tot in hoofdstad Paramaribo. Te voet, per bus en per boot. Volgens de 34-jarige Amerikaanse videokunstenaar Ben Russell is het zo ‘een film over de beleving van tijd en geschiedenis geworden.’