Houses Without Doors is je debuutfilm. Daarvoor filmde je een jaar lang vanuit je huis in Aleppo. Hoe moeilijk was het om die film te maken?
‘Het is een erg groot risico om te filmen in Syrië, ook al voor 2011. Toch zijn er in de loop der jaren veel initiatieven in de kunst ontstaan, want mensen zoeken naar manieren om zich te uiten. Ze willen een gevoel van vrijheid. Elke dictatuur zal willen voorkomen dat er kunst ontstaat. Zeker de camera is erg gevaarlijk omdat het dingen laat zien zoals ze zijn.
Het was dan ook moeilijk om mijn film af te ronden. De film die ik maakte, pastte niet bij de politieke ideeën van veel organisaties. Het is moeilijk om een film niet snel een politiek instrument te laten worden, terwijl ik het dicht bij het dagelijkse leven wilde houden, bij het menselijke. Maar je ontkomt niet aan de politiek, want elk gebied van Aleppo, waar ik woonde toen ik de film opnam, was onder complete controle van het regime.’
In Houses Without Doors film je het dagelijkse leven dat verandert. Op een gegeven moment zegt je vader in de film tegen je, terwijl je filmt: ‘stop met filmen, je brengt de hele familie in gevaar.’ Jij antwoordt met: ‘zie dit gewoon als een souvenir.’ Kunnen we je film als een souvenir zien?
‘We leefden een normaal leven in een abnormale situatie: de oorlog. Bommen, gevechtsvliegtuigen die overvliegen, mensen die vluchten of doodgaan. Alles was donker, je wist niet wat er het volgende moment zou gebeuren. Maar tegelijkertijd zagen we wel wat er op dát moment gebeurde. De ramp is nabij en je kunt niets doen en je weet niets zeker, behalve dat het einde erg slecht zal zijn. Dus van binnen dacht ik: alles wat ik nu film kan gezien worden als bewijs, als straks alles voor altijd is veranderd. Film kan dus inderdaad functioneren als een herinnering, als een souvenir.’