‘Ik hou niet zo van genres,’ zegt de Deense regisseur Anders Thomas Jensen (1972) via Zoom: ‘Ik vind het meer een verkooptrucje. Zodat je van tevoren precies weet wat je krijgt. Zo van: gaan we Italiaans eten of sushi? Ik hou meer van films waarin verschillende genres door elkaar lopen. En voor deze film heb ik een genrebuffet gemaakt waarbij je nooit weet wat je krijgt.’
Jensen heeft het over zijn nieuwe film Riders of Justice, die inderdaad een heerlijk onvoorspelbare mix van genres is geworden. Het ene moment kijk je naar een familiedrama, dan weer is het een zwarte komedie en vervolgens wordt het een gewelddadige wraakfilm. En het werkt – op al die niveaus.
In Riders of Justice volgen we militair Markus, die lijdt aan PTSS en zo het contact met zijn vrouw en dochter is verloren. Wanneer hij zijn vrouw ook daadwerkelijk verliest door een bizar treinongeluk blijft hij alleen achter met zijn tienerdochter. Dat is het familiedramagedeelte.
In dezelfde trein zat ook Otto, een briljante, maar sociaal onhandige rekenaar die altijd op zoek is naar causale verbanden. Otto overleeft de ramp en denkt dat het treinongeluk geen toeval was, maar een aanslag. Met zijn twee al even sociaal onhandige vrienden Lennart en Emmenthaler gaat hij op zoek naar bewijzen van die aanslag. Het zwartekomediedeel. En wanneer Otto die bewijzen denkt te hebben gevonden gaat hij naar Markus, waarna we in de gewelddadige wraakfilm terechtkomen.
De genres zullen zich in het vervolg van de film de hele tijd afwisselen, zonder dat ze elkaar ooit voor de voeten lopen. Ondanks de vele verschillende tonen raakt Riders of Justice daardoor nooit uit balans.
Humor en pijn liggen dicht bij elkaar in deze film. En nergens zozeer als in de scène waarin Lennart achternagezeten wordt door Markus, in paniek zijn broek naar beneden trekt en zich vooroverbuigt [een toespeling op seksueel misbruik in Lennarts verleden, red.]. Hoe hou je een scène als deze in balans?
Jensen: ‘Dit is inderdaad een heel delicate scène en ik had verwacht dat we er in de montage lang aan moesten sleutelen voor we de juiste toon zouden treffen. Maar het ging verrassend soepel. Wat uiteindelijk het moeilijkst bleek was de keuze voor de muziek. Je kan die scène namelijk makkelijk belachelijk maken, omdat de situatie zo absurd is. Schuif een paar millimeter op en het wordt grappig. En voor sommige mensen ís die scène ook grappig. Vooral voor jonge mensen, viel me op. Die beginnen hard te lachen. Wat anderen ongetwijfeld weer kwetsend vinden. Maar ik vind dat juist prachtig. Ik hou ervan wanneer een film niet dicteert hoe je je moet voelen. Persoonlijk vind ik die scène hartverscheurend, maar dat is mijn mening. Mensen mogen lachen wanneer ze willen.’