Je leest dit artikel uit de VPRO Gids gratis op VPRO Cinema. Wil je meer lezen over oa documentaires, podcasts en boeken? Neem dan een digitaal abonnement.
De held in This is Not a Burial, It’s a Resurrection is de tachtigjarige weduwe Mantoa. Regisseur Lemohang Jeremiah Mosese schreef haar rol alsof ze een man was. ‘Ik dacht in stereotypes over vrouwen.’
cadeautje
Als filmmaker Lemohang Jeremiah Mosese (1980) nog een kind is en oud en nieuw viert bij zijn grootmoeder in Lesotho wordt hij om een uur of vier ’s morgens gewekt om de zon te zien dansen. Totdat zij moet verhuizen. Het bergdorpje in de heuvels waar zij altijd heeft gewoond wordt onder water gezet, zodat er een dam gebouwd kan worden. In de achterafwijk net buiten de stad, waar zijn grootmoeder en haar dorpsgenoten naartoe worden verplaatst, zal de zon nooit meer dansen.
In Moseses indrukwekkende This Is Not a Burial, It’s a Resurrection speelt die gedwongen verhuizing een grote rol. We volgen de tachtigjarige weduwe Mantoa, die aan het begin van de film te horen krijgt dat haar enige zoon is omgekomen. Nu heeft Mantoa helemaal niemand meer en die gedachte leidt tot een existentiële crisis. Ze valt van haar christelijke geloof en wil dood. Wanneer ze te horen krijgt dat haar dorp onder water zal worden gezet vanwege de bouw van een dam besluit ze toch te blijven leven en zich daar met alles wat ze in zich heeft tegen te verzetten.
Begin juni was Mosese in Nederland vanwege de tentoonstelling Vive le cinéma! Art & Film in Eye Filmmuseum, waar een installatie van hem – met onder meer beelden uit This Is Not a Burial, It’s a Resurrection – te zien is.
U begon ooit als dichter, waarom koos u uiteindelijk voor de cinema?
Mosese: ‘Ik ben zeer geïnteresseerd in tekst, maar ook in stilte. En in de taal van beelden, dat is voor mij het sterkste medium. Bovendien gaat schrijven mij niet goed af. Ik ben dyslectisch. Op school zeiden de leraren daarom altijd dat ik dom was. Ze hadden toen nog geen idee wat dyslexie was en ikzelf trouwens ook niet, want ik wist tot zeven jaar geleden niet eens dat het bestond. Omdat ik me verzette tegen het idee dat ik dom was en door de andere kinderen toch gezien en gehoord wilde worden, werd ik gewelddadig. En dat ging van kwaad tot erger.’
Hoe kwam er een eind aan het geweld?
‘Doordat een van mijn vrienden zichzelf doodschoot. En omdat iemand uit de kerk mij hielp die wereld te verlaten.’
Misschien een rare vraag, maar mist u dat geweld weleens?
‘Eerlijk antwoord: ja. Ik heb dat geweld soms nodig. Zeker nu. Ik woon al een jaar of negen in Berlijn en loop wel eens per ongeluk op een fietspad. Soms beginnen de fietsers dan tegen me te schreeuwen. Ik spreek maar een beetje Duits en roep daarom niets terug. Ik onthoud wel alles, want wanneer zoiets gebeurt ga ik langzaam dood vanbinnen. Op die momenten is geweld, ook al is het verbaal geweld, noodzakelijk. De revolutie van de zelfontdekking heeft immers geweld nodig. Ik zou het meer moeten doen. Het is in ieder geval beter voor je ziel.’
Over de ziel gesproken, in uw film heeft Mantoa een moeizame relatie met het geloof...
‘Ik ben christelijk opgevoed, maar ik heb veel problemen met het idee van een christelijke God. Want het waren witte missionarissen die de Afrikanen onderwierpen. Daarom hoor je Mantoa in de film ook vertellen dat de mannen van het dorp ooit hun speren moesten inleveren zodat er kerkklokken van gesmeed konden worden. Ze leverden daarmee hun mannelijkheid en hun vrijheid in. Want met die kerkklokken kwamen de regels.’
Toch is het in uw film geen man, maar een vrouw die zich tegen de regels verzet. Ik las dat u de rol van Mantoa wel hebt geschreven alsof ze een man was. Waarom?
‘Omdat ik in stereotypes dacht over vrouwen. Over hoe ze ruiken, hoe ze eten en hoe ze mensen behandelen. Door over ze te schrijven alsof ze mannen waren deed ik ze meer recht.’
Worden ze dan geen stereotypes van mannen?
‘Nee. Ze worden interessanter, want er is een conflict. Het mooie van kunst is dat we ons niet laten inspireren door de zichtbare wereld, maar door de onzichtbare wereld. We maken zichtbaar wat onzichtbaar is.’
Hoe zien we dat terug in het personage Mantoa?
‘Wanneer in Lesotho een oude man al zijn kleren uit zou trekken, zouden mensen meteen de andere kant op kijken. Dat is taboe. Alsof God zelf zijn kleren uittrekt. En toch kan ik me voorstellen dat een wanhopige oude man zoiets zou doen. Een vrouw zou dit nooit doen. Door bij het schrijven aan een man te denken kon ik Mantoa dat toch laten doen. Had ik aan mijn eigen grootmoeder gedacht, dan had ik dit niet eens overwogen. Want ik weet zeker dat zij dit nooit zou doen. Zelfs niet in opperste wanhoop. Ze had misschien iemand vermoord of zichzelf in brand gestoken, maar naakt? Nooit!’