Tolk Lucas strandt met een SUV vol buitenlandse afgevaardigden op een zonovergoten steppe ten noorden van de Krim. Hij begeleidt een OVSE-missie, een deftig bezonnebrild en niet al te vriendelijk gezelschap. ‘Jesus, so now what?’ blaft een van hen naar Lucas wanneer de auto niet meer wil starten en Lucas’ telefoon geen bereik heeft. Lucas bindt zijn rugzak om en gaat op zoek naar hulp. Wanneer hij terugkeert bij de gestrande SUV blijkt de wagen met OVSE-delegatie vertrokken.
Dan wordt de film surrealistisch. Lucas - een stadsmens uit Kiev in ongekreukt overhemd, met gecoiffeerd driedagenbaardje en hippe ring om zijn wijsvinger - vindt op zijn pad mensen die hem, schijnbaar zonder reden, in elkaar slaan. De lokale excentriekeling Vova en zijn dochter Marushka zijn hem gelukkig wel goedgezind, nemen hem mee naar hun huis in een Zuid-Oekraïens dorp en ontfermen zich over hem.
Maar Lucas is niet van plan al te lang op de steppe te blijven en probeert weg te komen. Dat lukt niet. Busbanden worden lek gestoken en Lucas wordt bestolen en raakt zijn geld en paspoort kwijt. Wanneer Lucas naar de politie gaat, stopt die hem in de cel. Hij wordt vrijgekocht door Vova – en vraagt zich inmiddels af of alles en iedereen hier samenwerkt om hem hier te houden.