Het is niet verwonderlijk dat true-crime-series als Making a Murderer, The Jinx en het nieuwe Captive (vanaf 9 december bij Netflix) juist nu in opmars zijn, nu ook zij eindelijk – in navolging van de betere kwaliteitsseries – inzetten op langere, complexere verhaallijnen, dieper uitgewerkte personages en meer filmische technieken. Dat vreet de kijker wel, getuige de liefde voor programma’s als The Wire, The Killing en The Fall. Het is alleen de vraag waarom we er zo lang op hebben moeten wachten voordat true crime ook de overstap maakte. Waarom bleef het genre zo lang aan de zijlijn?
Om te beginnen was er vooral iemand nodig die het anders durfde te doen. Hoewel moord en misdaad altijd goed scoren – of het nu gaat om boeken, tijdschriften, films of kranten: if it bleeds, it leads – zat true crime de laatste jaren vooral in een verdomhoekje. De zeldzaam doorwrochte documentaire (The Thin Blue Line, Paradise Lost, The Central Park Five), die was er ja, maar vooral zagen we week in, week uit Opsporing verzocht-reconstructies of Peter R. de Vries-achtige programma’s, vol met verborgen camera’s en ‘confrontaties’. Duw-en-trekwerk en een hoop geschreeuw.
Journaliste Sarah Koenig bewees twee jaar terug met Serial dat het anders kon. De podcastserie rond de ruim vijftien jaar oude moord op de Amerikaanse scholiere Hae Min Lee en de al dan niet terechte veroordeling van Adnan Syed sleurde in 2014 niet alleen de podcast definitief uit de nichesfeer door miljoenen luisteraars aan zich te binden, maar gaf tegelijkertijd ook het true-crime-genre nieuw elan.
Het succes zat (en zit) hem daarbij grotendeels in de niets ontziende focus op één enkele zaak, minutieus uitgewerkt in verschillende delen, met elke week een nieuw belangwekkend spoor dat de boel op zijn kop kon zetten. Koren op de molen voor de fanatieke fans, die door de wekelijkse opbouw ook de kans kregen om zichzelf op het speurwerk te storten. True crime, weg van de sensationele Panorama-covers en pulpboekjes, naar luisteravontuur en participatieproject.