jOBS begint in 2001, met de slungelige Apple-oprichter - het loopje, de
hangende schouders, de gevouwen handen: alle gebaartjes zijn aanwezig bij acteur
Ashton Kutcher - die in een aura van licht het podium van de Apple Town Hall-
meeting betreedt en de iPod introduceert. Om vervolgens terug te keren naar
begin jaren zeventig, toen Jobs als blootsvoetse, lsd-slikkende hippie over de
campus van Reed College sjokte, op zoek naar kennis en verlichting.
Uiteindelijk vertelt jOBS (de spelling knipoogt naar Apple's i-producten)
grofweg zijn levensverhaal, van de oprichting van Apple Computers in 1976 tot
zijn terugkeer als CEO in 1996, nadat hij elf jaar eerder ontslagen was. Maar
veel verder dan een redelijk vermakelijke aaneenschakeling van mijlpalen en
speeches komt het script van nieuwkomer Matt Whiteley niet. (Opmerkelijk detail
: Whiteley is in het dagelijks leven werkzaam als hoofd communicatie voor de
miljonair die de film financierde.)
jOBS komt maar niet tot leven.
Dat heeft meerdere oorzaken: de matte regie, de knullige montage, waar geen
enkel idee achter lijkt te zitten. En natuurlijk Ashton Kutcher, die vriend en
vijand al verraste met zijn uitverkiezing, en uiteindelijk het gelijk van al
zijn criticasters bewijst. De fysieke gelijkenis is er zeker, maar hij heeft
niet het talent om zo'n complex personage gestalte te geven. Stemverheffingen
dienen woede te veinzen, twee gevouwen handen en een arrogante grijns staan voor
inspiratie. Maar je gelooft geen van beide.
Goed is het dat Jobs
zonder al te veel excuses afgebeeld wordt als de koppige hufter die hij was, met
hier en daar een afgevijld scherp randje: hij bedroog zijn vriend Steve Wozniak
, het technische genie achter de Apple, en hij weigerde zijn dochter Lisa te
erkennen, ook al was hij zelf als kind weggeven ter adoptie.
Waarom
zoveel collega's ondanks al zijn nare kanten toch nog met achting over hem
spreken, en waarom hij als inspirator het beste uit hen wist te halen, blijft in
de film ronduit vaag.
Maar nog veel kwalijker is het complete
gebrek aan stijl en visie. Nergens voegt Joshua Michael Stern (Swing Vote) met
zijn zakelijke regie iets toe. En dat in een film over de man die maandenlang
kon zeuren over het ontwerp van een simpel icoontje, en die concurrenten als
Microsoft en IBM verfoeide om de inferioriteit en het lelijke design van hun
producten. Jobs streefde naar het allerhoogste en de producten van Apple moesten
een kunstwerk zijn.
Waar
David Fincher met zijn Facebook-film
The Social Network (2010) net als Jobs computers sexy wist te maken, daar
bereikt Stern het tegenovergestelde.
Als een bokser die zich voorbereidt op een gevecht, zo wordt Steve Jobs (1955-2011) geïntroduceerd in de film over zijn leven. Of met nog wat meer fantasie: als de verloren zoon die zich aan de gewone stervelingen openbaart.