De hel, dat is een tl-verlicht slagershok in de garagewoning van Kalpa in Amsterdam-Noord, waar Ayoub met zijn gloednieuwe Zanotti's (dure merkgympen) in het bloed komt te staan.
Opgezadeld met de reputatie van een afwezige vader, die volgens zijn moeder een lul is, en een junk volgens de jongens op straat, is pispaal Ayoub hard op zoek naar een nieuwe status om indruk te kunnen maken op zijn mooie buurmeisje Laura (Sigrid ten Napel). Als een moderne Orpheus daalt hij af in de onderwereld op zoek naar zijn ontbrekende vader. Wat hij vindt, is zichzelf.
Dat is in een notendop het verhaal van Prins, het speelfilmdebuut van regisseur/scenarist Sam de Jong (1986 ), die drie jaar geleden al indruk maakte met zijn veelgeprezen afstudeerfilm Magnesium, over een jonge turnster die een streep trekt door haar zwangerschap om mee te kunnen in de nationale selectie.
Met Prins mocht De Jong eerder dit jaar in Berlijn het 14plus Generation-programma openen, waar de film een speciale vermelding kreeg. Het is het meest interessante, uitgesproken, eigenzinnige Nederlandse speelfilmdebuut in jaren.
Uit een nogal onwaarschijnlijke mix van stijlen uit verschillende genres – van gangsterfilm en coming of age tot komedie en muziekvideo – smeedt De Jong een vanzelfsprekende eenheid die aan de jaren tachtig en negentig refereert; het neoliberale tijdperk waarin we nog in de Amerikaanse droom geloofden. Tegen die achtergrond ontwikkelt Ayoub zich van naïeve label-aanbidder tot een jongen die weet wat in het leven werkelijk van waarde is. Alleen al de analoge synthesizer- soundtrack – gemaakt door Kai Hugo (Palmbomen) – getuigt van zoveel inventiviteit en pit dat je er elke ochtend mee wakker zou willen worden.
Prins is van alles nog het meest karakterschets, vader-zoondrama en anti- kapitalistisch statement, en spat van het doek met een mix van wel en niet- professionele acteurs. Met z'n stereotiepe stoerejongenswijsheden is de film geen diepgravend epos, en natuurlijk zijn er ook wel wat ongerijmdheden: Ayoub oogt wat jong, zijn Marokkaanse accent past niet bij zijn ABN-sprekende Nederlandse moeder, zijn love-interest Sigrid ten Napel lijkt wat te oud voor de rol die ze speelt, en op de crematie in de film zijn buiten de spelersgroep geen familie, vrienden of buren aanwezig.
Maar dat zijn kleinigheidjes die niets afdoen aan de prikkelende vitaliteit van een originele , waarachtige vertelling die de stilistische registers van het medium ruimschoots benut.