Twee jochies samen op een paard, galopperend door de nacht. Met dat sprookjesachtige beeld opent de Britse filmmaakster Clio Barnard haar eerste fictiefilm, getiteld The Selfish Giant. Vernoemd naar de gelijknamige fabel van Oscar Wilde, waarin een groep kinderen de ommuurde tuin van een zelfzuchtige reus binnensluipt. In de bewerking van Barnard – die eigenlijk alleen de melancholieke toon van Wilde’s verhaal behield – is The Selfish Giant echter alles behalve een sprookje. Volgens goed Brits gebruik maakte ze er een pijnlijk en meedogenloos sociaal-realistisch drama van, gevoed door woede over de omstandigheden waarin veel kinderen in met name Noord-Engeland opgroeien. ‘Slachtoffers van de steeds groter wordende ongelijkheid,’ zo omschreef Barnard hen in een interview, ‘die wij zelf criminaliseren en demoniseren.’
Twee van die slachtoffers zijn vrienden Arbor en Swifty, de dertienjarige jochies uit het openingsshot. De één een tenger en klein opgefokt mannetje die medicijnen voor zijn gedragsstoornissen slikt, de ander een mollige en zachtmoedige volger. Wat hen bindt, is dat het beiden buitenbeentjes zijn, zelfs temidden van al die andere verwaarloosde kinderen om hen heen.
Na de zoveelste vechtpartij op school en de daaropvolgende schorsing struinen Arbor en Swifty met paard en wagen de straten van Bradford (Yorkshire) af, op zoek naar afgedankte koelkasten en autowrakken om wat geld voor hun moeders mee te verdienen. Spin in het web van de florerende metaalhandel in de wijk is de eufemistisch genaamde Kitten, die de twee jongens met de belofte van snel geld zijn ommuurde tuin van schroot binnenlokt. In Arbor vindt hij een roekeloze etterbak die geen enkel gevaar uit de weggaat, ook niet het stelen van kostbaar koper. En in dierenliefhebber Swifty ontdekt hij zijn ideale nieuwe jockey voor de illegale paardenraces, die door de zigeunergemeenschap bij zonsopkomst op verlaten wegen worden georganiseerd.
Grauwe werkelijkheid
Het voelt als een mooie, fantasierijke vondst van de regisseur, die twee jochies met hun paard en de kar vol schroot erachter, maar het is het toch echt de dagelijkse realiteit voor veel kansarme jongeren en schoolverlaters in en rondom Bradford. Met veel respect toont Barnard hun schrijnende wereld. Een wereld die we nog niet eerder in de bioscoop zagen, en die toch zo vertrouwd voelt. Want nieuw is het natuurlijk niet, het troosteloze beeld van een armoedige arbeiderswijk in Noord-Engeland, met de koeltorens van de nabijgelegen elektriciteitscentrale die boven de sociale huurwoningen uittorenen. Barnard plaatst haar vertelling bewust in een lange reeks van sociaal-realistische films , die de grauwe werkelijkheid en de klassenstrijd rondom de mijnen en de fabrieken toonden vanuit het perspectief van een tiener, zonder enige vorm van romantiek, en vaak ook zonder mededogen. Een bijzonder rijke Britse traditie is het, die zijn oorsprong kent in de zogeheten kitchen sink dramas uit de jaren vijftig en zestig, en heden ten dage vooral in leven wordt gehouden door vrouwelijke regisseurs.
The Selfish Giant, die in mei 2013 op het filmfestival van Cannes in premiere ging, wordt inmiddels veelvuldig vergeleken met wat algemeen als een van de absolute meesterwerken binnen de Britse realistische school wordt beschouwd: Kes (1969) van Ken Loach, de Engelsman die zijn indrukwekkende oeuvre al meer dan vijf decennia lang wijdt aan hen die zich aan de onderkant van de samenleving bevinden.
Drama The Selfish Giant past in de traditie van Engelse sociaal-realistische films die de grauwe werkelijkheid tonen vanuit het tienerperspectief.
Uitzichtloos bestaan
De overeenkomsten tussen The Selfish Giant en de iconische film van Loach zijn dan ook niet te missen. Ook in Kes worden de strubbelingen van de onderklasse in Yorkshire gezien door de ogen van een kind: de vijftienjarige Billy Casper, net als Arbor klein en mager, en net als Swifty gevoeliger dan veel van zijn leeftijdsgenoten. En net als in The Selfish Giant speelt de natuur een belangrijke rol, als (tijdelijke) ontsnappingsroute uit een verder bleek en uitzichtloos bestaan. Doelloos sleept Billy zich door zijn schooltijd heen, tot hij een nest torenvalken ontdekt, en hij een van de jongen begint te trainen. Hij lijkt zijn uitweg naar een beter leven te hebben gevonden, maar het aangrijpende slot oordeelt anders.
De kijkers die na afloop toch nog een mooie toekomst zagen weggelegd voor Billy, die met zijn opgedane kennis immers als valkenier aan de slag zou kunnen, misten volgens regisseur Loach volledig het punt dat hij probeerde te maken. Want zelfs als Billy zich een weg uit de misère zou weten te banen, dan nog zouden duizenden anderen leeftijdsgenoten wegkwijnen als goedkope arbeidskracht in de mijnen, zonder enige kans op een eerlijker en gezonder bestaan. Omdat het systeem nu eenmaal zo in elkaar stak.
De mijnen in Yorkshire zijn inmiddels al jaren gesloten, maar The Selfish Giant is net zo hard in zijn oordeel. De in armoede gevangen jeugd van Noord-Engeland lijkt er zelfs alleen maar op achteruit te zijn gegaan. Want waar in Kes de school en sociale instituties nog iets te vertellen hebben, lijken Arbor en Swifty in The Selfish Giant volledig aan zichzelf te zijn overgeleverd. In het door drank- en drugsmisbruik geteisterde council estate waar ze opgroeien zijn zij het die uiteindelijk de dienst uitmaken. Dromen van een weg uit de schroothoop doen ze niet. Ze overleven.
Enig optimisme
Qua reddeloosheid heeft The Selfish Giant dan ook meer gemeen met een andere klassieker uit het genre: het uiterst grimmige Ratcatcher (1999), waarin de Schotse Lynne Ramsay op nietsontziende wijze de miserabele leefomstandigheden in een met afval bevuilde buitenwijk van Glasgow anno 1973 ontleedt. Kijkend vanuit het perspectief van de twaalfjarige James, die in de eerste minuten zijn buurjongen ziet verdrinken in een smerige beek, val je als kijker van de ene ellende in de ander. Slechts eenmaal stijgt Ramsay met haar camera boven de treurnis uit – letterlijk – als een zwakbegaafde jongen een muis aan een ballon vastbindt, en we zien hoe hij langzaamaan richting de maan vliegt. Geen greintje hoop of houvast bieden Ramsay en Barnard ons uiteindelijk. Al stemt de casting van The Selfish Giant toch tot enig optimisme. Barnard vond haar twee briljante hoofdrolspelers in dezelfde buurt als waar ze haar film situeerde. En ongelooflijk maar waar: ze liet ze juist hun tegenpolen spelen.
Dat Conner Chapman, die de agressieve wervelstorm Arbor vertolkt, in werkelijkheid een rustige en verlegen jongen is, getuigt van bijzonder veel acteertalent. Hij droomt, na meerdere prijzen voor zijn rol te hebben ontvangen, inmiddels van een heuse filmcarrière.