Gluckauf is een fraai, volledig in Limburgs dialect gesproken drama over vader Lei en zoon Jeffrey. Kruimelcrimineel Lei heeft Jeffrey als kind bij zijn ex weggehaald en vervolgens alleen opgevoed. De film volgt het tweetal als Jeffrey een jaar of twintig is en zelf ook de kant van de misdaad opgaat. Hoe meer succes hij heeft als crimineel, hoe meer de band met zijn vader onder druk komt te staan. Gluckauf – een mijnwerkerswoord dat ‘Kom veilig boven’ betekent – werd geregisseerd door de 38-jarige Remy (klemtoon op de y) van Heugten, en is gebaseerd op zijn eigen jeugd. Al lagen de zaken bij hem wel ietsje anders. ‘ Mijn ouders zijn ook al vroeg gescheiden, maar ik ben niet door mijn vader, maar door mijn moeder opgevoed. Heel vrij. Ze werkte in een bikercafé en ik liep daar als klein jochie rond tussen die gasten. Ik maakte ook regelmatig een ritje met ze op hun motor. Werd ik met een touw aan de bestuurder vastgebonden zodat ik niet van de motor werd afgeblazen. De straat met al die vervallen en dichtgetimmerde huizen die je in de film ziet, is de straat waar wij destijds woonden in Heerlen. Daar kwamen de drugstoeristen naartoe als ze wilden scoren.’
Je verliet Limburg als twintigjarige en inmiddels woon je in Amsterdam. Waarom keerde je voor Gluckauf terug naar Heerlen?
‘Omdat mijn herinneringen aan die tijd maar heen en weer bleven kaatsen tussen de mooie dingen die ik daar heb gezien en de tragische. De natuur en mensen daar bijvoorbeeld zijn heel bijzonder, maar ik herinner me ook de problematiek van de streek. Heerlen is een apart provinciestadje. Toen er vanaf de jaren twintig steenkool werd gewonnen explodeerde het inwonersaantal naar 200.000, van wie er zo’n beetje 70. 000 in de mijnbouw werkten. Na de sluiting van de mijnen in de jaren zestig zat ineens de halve beroepsbevolking thuis. Dat heeft iets gedaan met de mensen toen . En met de generaties die erop volgden.
Toen ik in Heerlen woonde, leken sommige buurten wel een vrijstaat. Mede omdat de mensen daar vonden dat de Hollanders Limburg eerst leeggezogen hadden en de bewoners vervolgens aan hun lot hadden overgelaten, creëerden ze hun eigen wetten. Bij ons in de buurt openden mensen kroegen in hun eigen huis, omdat ze wisten dat de politie daar toch niet tegen zou optreden. Die durfden de wijk niet eens in. En er waren drugs. Veel drugs. Ik heb vrienden van mij eraan kapot zien gaan. Die snoven de speed in grote hoeveelheden door rietjes naar binnen.’
Deed jij mee?
‘Tot op zekere hoogte. Als je een jaar of zestien, zeventien bent, zijn drugs natuurlijk heel interessant. Ik heb wel eens wat wietplantjes verbouwd en doorverkocht, maar daar stopte het ook.’
De film Gluckauf van Remy van Heugten is gebaseerd op zijn eigen jeugd. ‘De straat met vervallen en dichtgetimmerde huizen in de film is de straat waar wij destijds woonden in Heerlen. Daar kwamen de drugstoeristen scoren.’
In Gluckauf gaat het niet over die drugs en eigenlijk ook niet over de misdaad. De film gaat vooral over vaders en zonen. Waarom?
‘De relatie met mijn vader was goed, maar ik zag ook hoe andere vaders hun kinderen meetrokken in de misdaad. Ik was daar destijds zelfs een beetje jaloers op, want dat leek me allemaal erg stoer. Tegelijkertijd maakte het me ook bang. Omdat ik bij mijn moeder woonde, zag ik mijn vader maar af en toe. En om me heen zag ik allemaal mislukte vaderzoonrelaties. Bijvoorbeeld die tussen mijn beste vriend en zijn vader. Soms leek dat wel geestelijke mishandeling. Ik was bang dat het ook mis zou kunnen gaan tussen mij en mijn vader. Overigens heb ik het scenario niet zelf geschreven. Dat heeft Gustaaf Peek [de romanschrijver die met Gluckauf debuteert als scenarist] gedaan. Ik heb hem al mijn anekdotes, herinneringen en ervaringen verteld, die hij als een spons in zich heeft opgezogen. Dat vader- zoonverhaal kwam toen vanzelf bovendrijven.’
Jij vertelt al jouw verhalen en hij haalt juist dat eruit. Was je daar nog geraakt of verbaasd over?
‘Het ontroerde me wel, ja. Zo van: heb ik dit allemaal verteld? Ben ik dit?’
En… wie ben jij dan in de film?
‘Ik ben in Gluckauf precies wat ik in mijn latere leven ook altijd ben geweest: een toeschouwer. De dorpsgenoot die wist wat er allemaal gebeurde, maar er zelf niet echt bij betrokken was.’
Voor de opnamen van de film keer je met een hele ploeg terug naar je geboortestreek. Hoe reageerden de mensen daar op jullie?
‘We werden heel mooi ontvangen. Ik nam mijn ploeg mee naar de plekken uit mijn jeugd, en ze hadden al snel door dat ze hun clichébeeld van Limburg – mooie heuvels, lekker fietsen, weekendje weg – moesten bijstellen. Ze zagen ineens ook dat andere Limburg, met veel sociale problemen. Dat raakte ze en dat werd weer gevoeld door de Limburgers.’
De crew was overwegend niet-Limburgs. Hoe zat dat met de cast? Bart Slegers, die Lei speelt, is dat een Limburger?
‘Nee.’
Vincent van der Valk, die Jeffrey speelt ?
(lacht) ‘Ook niet.’
Waarom heb je ze dan toch gekozen?
‘Omdat ik zocht naar de beste acteurs. In eerste instantie zocht ik Limburgse acteurs, omdat in de film dialect gesproken moest worden en ik wilde dat de acteurs Limburg van binnenuit kenden. En tegelijkertijd moesten de acteurs ook een persoonlijke band hebben met dat vader-zoonthema. Ik wilde weten of ze op een afstand naar dat thema keken of van binnenuit. Voor de rol van Lei hadden we een lijstje met kandidaten opgesteld, die ik vervolgens ben gaan spreken. Het gesprek met Bart was heftig en emotioneel, omdat hij zelf ook een problematische relatie met zijn vader heeft gehad. Ik weet nog goed dat ik behoorlijk van slag was toen hij me daarover vertelde. Ik heb daarna nog met verschillende andere acteurs gesproken, maar kwam al weer snel terug bij Bart. Uiteindelijk werd die persoonlijke invalshoek van de acteurs voor mij belangrijker dan dat ze Limburgs waren.’