‘Doe nooit een van de drie B’s in je film’, vertelt regisseur Martin Koolhoven in de tweede aflevering van zijn filmprogramma De kijk van Koolhoven. ‘Dat is vragen om ellende.’ Die drie B’s zijn baby’s, beesten en boten. En over dat laatste wil Koolhoven het graag hebben: water en boten. Op het water beweegt de camera, is je shot nooit hetzelfde en wordt alles nat. Maar adviezen zijn er om te negeren en dus zien we in Koolhovens filmcollege het watermonster uit James Camerons The Abyss, de piraten van Treasure Island en Pirates of the Carribean en natuurlijk Steven Spielbergs Jaws.
Ook Nederland heeft zich, ondanks de waarschuwing, gewaagd aan de derde B – we zijn nu eenmaal een waterland. En dus trotseren we ook in de Nederlandse film de sloten, grachten en zeeën. Op de boot in Nova Zembla, Michiel de Ruyter of De scheepsjongens van Bontekoe, op de schaats in De hel van ’63 of op drijfhout, zoals in De storm uit 2009 van Ben Sombogaart. Want bij Nederland en water denk je al gauw aan de Watersnoodramp van 1953. Hoe lastig dat water ook is, spectaculair is het wel. Nog meer waterrampen zie je in de Nederlands-Belgische miniserie Als de dijken breken, waarin de Deltawerken inmiddels niet genoeg bescherming meer bieden. Ook die productie laat zien hoe moeilijk filmen met water is, met acteurs die dagenlang in ijskoud water moeten staan en locaties die onder water gezet moeten worden. De makers van Als de dijken breken wilden de Potpolder van Tielrode laten vollopen, maar de boeren die daar woonden werkten niet mee. Die hadden dat met De Storm in 2009 al meegemaakt.