Terwijl de zoveelste reboot, spin-off, sequel of prequel in de bioscoop verschijnt, gaat ook het vervolg op De kijk van Koolhoven van start. Als tegenwicht voor de bekende klaagzang over het gebrek aan originaliteit in Hollywood, bespreekt filmmaker Martin Koolhoven in de première-aflevering van seizoen twee zijn favoriete sequels en remakes: van Spiderman: Into the Spider-Verse (2018) en Terminator 2: Judgment Day (1991) tot Ben-Hur (1959) en The Wizard of Oz (1939).
Ergens bovenaan Koolhovens lijstje staat The Thing (1982), John Carpenter’s meesterlijke sciencefiction-horrorfilm. Een groep Amerikaanse onderzoekers wordt in Antarctica geïnfiltreerd door een buitenaardse levensvorm die andere organismen assimileert en vervolgens imiteert.
Paranoia volgt snel, want wie is zichzelf en wie is ‘het ding’? Waar The Thing from Another World (1951) losjes is gebaseerd op de novelle Who Goes There? (1938), bleef Carpenter voor de tweede verfilming dichter bij het bronmateriaal van auteur John W. Campbell, vertelt Koolhoven.
In vergelijking met de meer ingetogen jaren vijftig-versie, staat The Thing bekend om de fenomenale doch gruwelijke special effects, bijvoorbeeld hoofden die verticaal opensplijten of als een vlezige spin rondkruipen. De jaren tachtig waren immers het gouden tijdperk van baanbrekende horror-effecten waar nog geen digitale animatie aan te pas kwam. Monsterlijke transformaties, groteske wezens en verminkte lichamen — alles zorgvuldig met de hand gecreëerd.