Transnistrië is een stukje Europa dat niet bestaat. Tenminste, niet in de ogen van de internationale gemeenschap, die dit strookje land in het oosten van Moldavië niet als officieel land erkent. Ondertussen heeft Transnistrië wel een eigen president, grondwet, munteenheid, vlag, volkslied, en hebben de omstreeks een half miljoen inwoners een eigen paspoort. Ze denken in ieder geval zelf wel dat ze bestaan.
De Zweedse documentairemaker Anna Eborn (1983) kwam de dwergstaat tegen toen ze in buurland Oekraïne was voor een serie documentaires over het plaatsje Verbivka, waar nog een beetje Zweeds wordt gesproken omdat het in de achttiende eeuw is opgericht door Zweedse emigranten. Eborn raakte gefascineerd door het vergeten en vervallen Transnistrië, waar mensen nog altijd terugverlangen naar de tijd van de Sovjet-Unie. Ze wilde vooral onderzoeken hoe het leven van de jongeren in Transnistrië, geboren na de val van de Sovjet-Unie, eruit zag.
In de intieme documentaire Transnistra (2019) volgt ze de zeventienjarige Tanya en de vijf jongens die de hele tijd om haar heen draaien. We zien ze in de zomer, wanneer ze veel buiten zijn en de tijd vergeten, en in de winter, wanneer het groepje langzaam maar zeker uit elkaar valt en Tanya gedwongen wordt na te denken over haar waarschijnlijk niet al te rooskleurige toekomst. Want jongeren in Transnistrië hebben meestal maar drie keuzes: het leger, de misdaad of vertrekken.