Béla Tarrs eerste lange film is een docudrama over een jong echtpaar met kind, die bij de ouders van de jongen inwonen. Het geeft een beeld van de nijpende woningnood in Boedapest, hoe een familie-eenheid onder onhoudbare druk komt te staan en tenslotte uit elkaar valt als gevolg van de slechte huisvestingomstandigheden. Een fascinerend experiment, al wordt het veelvuldig gebruik van close-ups, veroorzaakt door het gebrek aan ruimte, op een gegeven moment wel vermoeiend.
Sinds kort te zien op de Eye Film Player: vijf gerestaureerde films van de Hongaarse meester Béla Tarr. Waaronder zijn magnum opus, het ruim zeven uur durende Sátántangó uit 1994.
The Outsider
The Outsider is een minder bekend werk van de Hongaarse grootmeester Béla Tarr. Misschien omdat zijn stijl dusdanig afwijkt van het handelsmerk waarmee hij wereldwijde erkenning verwierf: The Outsider is geschoten in naturalistische in plaats van gestileerde takes, in close-ups in plaats van lange shots en in kleur in plaats van zwart-wit. Tarrs tweede speelfilm is een indringende verbeelding van doelloosheid en bestaat uit momentopnamen uit het leven van András (András Szabó), een violist die verantwoordelijkheden uit de weg gaat en vrijheid zoekt in alcohol en muziek. Net als in zijn magnum opus Satantango onderzoekt Tarr de menselijke conditie door het dagelijkse leven te portretteren.
Damnation
Regen, modder, mist. Het enige sprankje schoonheid in het vervallen Hongaarse mijnwerkersstadje is een zangeres (Vali Kerekes) die optreedt in de plaatselijke bar. De werkloze Karrer (Miklós B. Székely) is verliefd op haar, maar zij is al getrouwd. Damnation markeert het begin van Béla Tarrs samenwerking met schrijver László Krasznahorkai, waarmee Tarr, paradoxaal genoeg, zijn focus van het gesproken woord naar de taal van het beeld verlegde. Het minimalistische verhaal ontvouwt zich in lange takes. Damnation is een deprimerende, maar verbluffende film over wanhoop.
Sátántangó
Het hoofdpersonage van deze allegorie is een dokter, die zich opsluit in zijn desolate kamer. In de drank zoekt hij vergetelheid, want hij stelde als geneesheer de kanker vast van het tijdsgewricht. Tegen de ziekte, die ook zijn ziel en lichaam heeft aangetast, bestaat geen remedie. Er is een genezer, Irimias, maar in tegenstelling tot zijn bijbelse naamgenoot (Jeremias) is hij een valse profeet. Het doorwerken van deze filmmarathon is niet eenvoudig. Niet enkel de speelduur van zeven uur vraagt een fysieke krachttoer, maar de symboliek van het verhaal is ook niet steeds vlug te doorgronden. Je moet doorlopend alert zijn. Sommige gebeurtenissen worden herhaald, maar dan gezien door een ander personage, zodat het geheel bestaat uit diverse cirkels die meestal troosteloosheid uitstralen. Een indrukwekkend apocalyptisch scenario van Tarr en Laszlo Krasznahorkai, gebaseerd op de roman van laatstgenoemde.
Werckmeister harmóniák
Met Werckmeister harmóniák voltooide Tarr de trilogie waartoe ook Damnation (1988) en Sátántangó (1994) behoren; de twee eerdere afleveringen kwamen eveneens tot stand in samenwerking met romanschrijver en scenarist László Krasznahorkai. Zoals gebruikelijk filmt Tarr in zwart-wit en speelt het verhaal zich af op het Hongaarse platteland, in een klein, onaanzienlijk dorpje. Het dorpje wordt bezocht door een rondreizend buitenlands circus, met als grootste attractie 'De Prins'. De dorpsbewoners trekken in drommen naar het circus om dit mysterieuze verschijnsel te aanschouwen. Als blijkt dat De Prins niet zal verschijnen, slaat de toch al geladen stemming om in een complete opstand.