The Trip (2010) is een komedie zoals er maar weinig zijn. Een half uurtje per
aflevering, ja, en grappig natuurlijk, maar ook vrijwel helemaal geïmproviseerd
, geregeld vilein en soms hartverscheurend. Shots van uitgestrekte Engelse
landschappen (en in het vervolg uit 2014: Italiaanse vista’s) zijn samen met
close-ups van belachelijk lekker eten net zo belangrijk voor het verhaal als de
gesprekken tussen de hoofdpersonages.
Die hoofdpersonages zijn de
Britse komieken Steve Coogan en Rob Brydon, die voor het verhaal Engeland en
later Italië rondreizen om ’s lands beste restaurants te bezoeken en beoordelen
. Daarbij spelen ze uitvergrote versies van zichzelf. Coogan is de wat
narcistische, zwaarmoedige pseudo-intellectueel die het liefst in elk stukje
komedie kunst ziet. Brydon is op zijn beurt de overdreven luchtige, overdadige
lolbroek, die ervan houdt om in het middelpunt van de aandacht te staan. Samen
zijn het vooral twee mannen die toch niet helemaal weten waar ze staan in het
leven en die op zoek zijn naar… ja, wat eigenlijk? Een vorm van erkenning?
The Trip is de aaneenschakeling van gesprekken die de mannen hebben in de auto
en aan tafel, gesprekken waarin ze elkaar vrijwel constant aftesten. Steken
onder water over elkaars al dan niet succesvolle carrières worden afgewisseld
met hilarische imitaties – een geheel eigen strijd, waarin de heren proberen
elkaar de loef af te steken. De spanning en het plezier spatten van de
gesprekken af.
Wat is het toch met vakantie? De laatste week wil je niets liever dan naar huis, eenmaal thuis kun je niet wachten tot je weer weg kan. Gelukkig is er altijd nog The Trip (en The Trip to Italy).
Veel speelt zich ondertussen onderhuids af. Eenmaal terug
op de kamer of wandelend door het eindeloze Britse landschap, zien we alle
spanningen terug naar boven borrelen. Een moment stilte aan de telefoon met het
thuisfront of een blik in de spiegel op een ouder wordend lijf. Coogan en Brydon
leveren op dat vlak allebei geweldig, genuanceerd werk. Met de credits
natuurlijk ook voor regisseur Michael Winterbottom, die het duo fantastisch
leidt en in beeld brengt. (Winterbottom bracht zowel The Trip als The Trip to
Italy later ook nog terug tot filmlengte, maar kijk maar gewoon naar de series).
Het tweede deel is kwalitatief een tandje minder dan het eerste, maar het
kijken niettemin waard. De gesprekken zijn immer scherp, de imitaties weergaloos
en daarboven op: Italië is een feest voor het oog. Niets tegen het Engelse
landschap, maar de lang gestrekte grasvelden en rollende heuvels hebben ook iets
grauws. De reis in Italië leidt langs onder meer Piemonte, Rome en Pompeii,
door kleine stadsstraatjes en langs ouderwetse landhuizen met zonnige
vergezichten over zee. Om nog maar te zwijgen over het eten, dat simpelweg doet
watertanden.