De proloog van het eerste seizoen van Netflix-serie Mindhunter is er een die we vaker gezien hebben: een doorgedraaide man houdt mensen gegijzeld, en lokale agenten proberen hem met man en macht uit de situatie te praten. FBI-agent Holden Ford (Jonathan Gross) denkt dat hij dat beter kan, en pakt de megafoon. Gefocust op de beweegredenen van de verwarde man probeert hij hem tot rust te manen. Twee minuten later schiet de gijzelnemer zijn eigen hoofd eraf.
De idealistische Ford dacht dus slim de psychologische kaart te trekken, maar komt bedrogen uit. Niet zo vreemd, aangezien veel van de hedendaagse inzichten in het gedrag en de denkbeelden van criminelen en (serie-)moordenaars eind jaren zeventig nog net zo'n utopie waren als smartphones en podcasts. Voor een meerderheid van de agenten was het klip en klaar: criminelen worden geboren zoals ze zijn.
Toch weigert Ford zich hierbij neer te leggen, waarmee hij weerklank vindt bij ervaren FBI-collega Bill Tench (Holt McCallany). ‘Hoe kunnen we waanzin verslaan als we niet weten hoe waanzin denkt?’, werpt Tench zijn sceptische baas voor de voeten. Met resultaat: de heren krijgen toestemming om seriemoordenaars te interviewen, en in samenwerking met psycholoog Wendy Carr (Anna Torv) methoden te ontwikkelen om hun gedrag verklaren.