‘Ik was gewend om de straat te voelen. Maar ik voel niks meer. Ik loop uit de pas, en ik weet niet of oude honden nog nieuwe trucjes kunnen leren.’
Het Harlem van 1963 is bijna onherkenbaar geworden voor Ellsworth Raymond ‘Bumpy’ Johnson, een rol van Forest Whitaker. We ontmoeten hem op het moment waarop hij wordt vrijgelaten uit Alcatraz, waar hij een gevangenisstraf van elf jaar heeft uitgezeten voor drugshandel. Zijn familie heeft een welkomstfeestje georganiseerd, maar tussen drank en hapjes door is het al snel business as usual. ‘De Italianen veroorzaken problemen’ – en nog voor zonsopgang kleeft er alweer bloed aan Johnsons handen. Er moet territorium worden herwonnen, maar dat laat de Italiaanse capo Vincente ‘Chin’ Gigante – Vincent D’Onofrio, altijd goed voor een sappige schurkenrol – uiteraard niet zomaar gebeuren, zodat een bendeoorlog een kwestie van tijd is. Bovendien is het de vraag of Johnson nog wel de gangster van weleer is, en of de ‘oude hond’ nog trucjes in petto heeft om de nieuwe status quo omver te werpen.
‘Bumpy’ Johnson (die zijn bijnaam dankt aan een bult op zijn hoofd) moest van ver komen. Hij wordt begin twintigste eeuw geboren in South Carolina, waar rassenhaat op dat moment nog de norm is. Er vinden lynchpartijen plaats en een schrijnend gebrek aan burgerrechten. Als Johnson tien jaar oud is, wordt zijn oudere broer Willie beschuldigd van de moord op een witte man. Foute boel, en dus sturen zijn ouders Bumpy richting het ‘veilige’ noorden.
Op veertienjarige leeftijd belandt hij bij zijn oudere zus in de roemruchte New Yorkse wijk Harlem. Bumpy groeit mee met de mores van de wijk: zijn temperament wordt feller en zijn afkeer van witte mensen groeit. Hij verlaat de middelbare school en gaat het criminele pad op. Johnson maakt rap ‘carrière’ en staat uiteindelijk aan de basis van een succesvolle samenwerking met de Italiaanse maffia. Zijn imperium breidt hij ondertussen steeds verder uit en op het hoogtepunt – in de jaren vijftig – staat Johnson bekend als dé drugsbaron van Harlem.