Eigenlijk zou comedyserie Ted Lasso niet zo goed moeten zijn als ie is. Een Amerikaanse footballcoach met een zwaar Midwestern-accent en een ouderwetse borstelsnor die wordt ingehuurd door een falende Engelse Premier League-club terwijl hij niet eens weet hoe de buitenspelregel werkt, of dat een voetbalwedstrijd uit twee helften bestaat? Dat klinkt vooral flauw, niet als een serie die wordt aanbeden door zowel critici als kijkers, vorige week een recordaantal van 20 Emmy-nominaties voor het eerste seizoen in de wacht mocht slepen en momenteel een 100 procent ‘fresh’ score op Rotten Tomatoes heeft voor het nieuwe, tweede seizoen.
Dat Ted Lasso toch werkt, en zelfs de meest sceptische kijker met een glimlach op de bank zal achterlaten, komt door een onweerstaanbare combinatie van optimisme, humor en emotie. Plus een hoofdpersoon (tot in de perfectie gespeeld door Jason Sudeikis) die zo oprecht vriendelijk en fatsoenlijk is, dat je niet anders kunt dan hem – én al zijn flauwe grapjes – toe te laten in je leven om het een stukje beter te maken.
Na een lange periode van ‘moeilijke mannen’ als Tony Soprano en Don Draper in de hoofdrollen, is Ted Lasso een opvallende verschijning in televisieserieland. Een man die zonder gene ‘knock-a-doodle-do’ zegt als hij op de deur klopt, iedere dag zelfgebakken koekjes meeneemt voor zijn baas en zijn cynische voetbalteam probeert te motiveren met een zelfgemaakte, scheef hangende poster met daarop het woordje ‘believe’.