Terwijl ze druk aan het praten was, nagenietend van het applaus en de aardige reacties na de besloten voorvertoning van haar film Code groen, maakte Marjoleine Boonstra (1959) bij het verlaten van de schemerige bioscoopzaal een kleine misstap. Op zich geen ramp, tenzij je je armen vol hebt met je jas, een laptoptas en een enorm boeket bloemen in zo’n moderne kartonnen bezorgemmer met water. Ze verloor haar evenwicht en klapte met haar hoofd tegen de muur, waarna ze per ambulance naar het ziekenhuis werd gebracht. Daar werden onder meer beschadigingen aan haar oog en haar wervelkolom geconstateerd en ze had een groot aantal blauwe plekken. Tien dagen na de val is Boonstra nog niet aan het werk. Wel staat ze, met een zonnebril op, de VPRO Gids te woord.
In de fraaie en ontroerende Teledoc ‘Code groen’ laat filmmaker Marjoleine Boonstra de wereld zien van Pantar-werknemers die in oranje pakken het openbare groen verzorgen. ‘Mensen die het gevecht aangaan en daar open en eerlijk over zijn.’
‘Ja.’
‘Ik heb het zo vaak verteld dat ik er nu wel een beetje klaar mee ben.’
‘Dat trekt.’
‘Ik maak veel documentaires in het buitenland, vaak op plekken waar een groep ontstaat doordat mensen hetzelfde is overkomen. Zoals na orkaan Katrina in Robert, Mary and Katrina, in Bela, Bela ging het over Russische politieke gevangenen en in Among Horses and Men over Amerikaanse gedetineerden die wilde paarden moesten temmen en trainen als therapie. En het was coronatijd.’
‘Nee, en ik wilde een film maken over mannen in oranje pakken in de stad. Eigenlijk wist ik helemaal niet wie dat waren terwijl ik wel nieuwsgierig ben.’
‘Ja want die zijn overal om je heen. Zeker als je erop begint te letten. De een regelt het verkeer, de ander kruipt door het groen en zo kwam ik bij het zogeheten sociaal-ontwikkelbedrijf Pantar terecht.’
‘Bij wijze van spreken wel.’
‘Ja, die ontstaan door een samenloop van omstandigheden, waardoor mensen het met elkaar moeten zien te rooien, for better or worse. Dat is een hoofdthema in al mijn films. What keeps mankind alive? Wat houdt je gaande? Wat is het krachtenveld waarin je je probeert staande te houden. Dat zie je in Code groen ook. Deze mensen maken je nieuwgierig. Een gemêleerde groep, jong en oud, en ook enigszins raadselachtig. Het is niet eenduidig waar ze vandaan komen of hoe ze bij Pantar terecht zijn gekomen. Een zogeheten sociaal-ontwikkelbedrijf met werknemers die niet honderd procent inzetbaar zijn. Een liefdevolle en bijzondere omgeving, ik was echt aangedaan toen ik er voor het eerst kwam. Alsof je even op een andere planeet belandt. Pantar is een gevarieerd bedrijf, maar ik was vooral geïnteresseerd in de keetjes en die ben ik allemaal afgegaan.’
‘Er is een enorme wisseling en doorstroming in en tussen keetjes. Mensen komen en gaan dus we moesten constant checken wie in welke keet zat. De film had een draaiperiode van twee jaar. Best lang, maar zo kun je ontwikkelingen van je personages laten zien. Er was een jongen, Alex, die echt zijn best deed om zijn leven weer op de rails te krijgen. Lukte toch niet, want de verslaving won van hem. Zo iemand verdwijnt dan. Overal hebben we geprobeerd hem te bereiken, maar hij is onvindbaar. Huis kwijt en op straat beland. Ik wil weten wie die mensen zijn. Dat is altijd mijn doel met film: wat hun leven was, wat het kan worden en wat ze daar zelf aan kunnen bijdragen. Het gebied tussen droom en werkelijkheid. Daarnaast zijn deze mensen hartverwarmend.’
‘De film heette eerst Code oranje. Toen kwam corona en ging het in het nieuws steeds over code oranje en code rood. Met pijn in mijn hart heb ik toen besloten dat het geen Code oranje meer kon heten. Bovendien bleek er in Den Haag ook nog eens een heel rechtse lokale politieke partij te zijn met die naam. Heeft het allemaal niets mee te maken, dus Code groen.’
‘Ook dat nog.’
‘Krijgen ze een reguliere baan of blijven ze bij Pantar? Of, nog belangrijker: zijn de verleidingen van snel geld of roesmiddelen groter dan hun werkrooster zodat ze alsnog afhaken. De instroomperiode bij Pantar is een onrustige en loodzware tijd voor ze. Niet meer uitslapen, maar je om 7.00 uur melden. Ik heb in de herfst ook bij de keet gestaan. Donker, koud en als je pech hebt hoor je daar misschien dat je weer naar huis kunt in verband met slecht weer. Het verkeer houdt trouwens ook geen enkele rekening met ze. Als ze oversteken met hun armen vol takken rijden toeterende auto’s gewoon door. Alsof het om hazen of konijnen gaat. Shocking. Soms gooien passerende automobilisten afval of peuken naar buiten. Alsof ze niet bestaan, onzichtbaar zijn.’
‘Misschien dat deze film ander inzicht biedt.’
‘Ongelooflijk. Want als het regent sta je daar met je ploeg en die moet je wel betalen. Kun je weer gaan want iedereen gaat naar huis. Het was twee jaar lang alleen maar buienradar.’
‘De film geeft ook een positief signaal af. Je ziet mensen die pogen hun leven weer op te pakken. Dat ontroert me, dat is waarom ik films maak. Ze gaan allemaal het gevecht aan en zijn daar open en eerlijk over zijn. Dat is een grote kwaliteit.’
‘Dat denk ik wel. Voor de film en voor de motivatie van de jongens. Hij kan ze op hetzelfde aanspreken. Theo heeft ook op straat geleefd en vertelt daar eerlijk over. Oprecht en zonder gêne. Bij de voorvertoning zat hij te huilen, maar het is wel zijn leven. Ene Erwin vertelt dat hij vijf jaar in de bak heeft gezeten. Er hebben natuurlijk heel veel mensen vastgezeten en als je daar open over bent kun je daar beter mee omgaan. Van verbergen word je schizofreen. Hoe die jongens dat vertellen, superknap. De film die ik al noemde, Among Horses and Men, is vergelijkbaar met deze. Die gaat over een gevangenis in Nevada waar gevangenen wilde paarden trainen. Ook weer een groep mensen die vertelt wat hun is overkomen, waarom ze daar zitten en hoe ze daar uit proberen te komen. Zij gebruiken paarden als therapie en spiegel om weer vooruit te komen. Daar heb ik dezelfde interviewtechniek gebruikt als in Code groen. Terwijl men naar het eigen spiegelbeeld kijkt, zit ik met mijn camera achter die spiegel en interview ik ze. Ze zien mij niet, alleen zichzelf. Dat doe ik in al mijn films en het is ooit begonnen in een vluchtelingenkamp in voormalig Joegoslavië. Die spiegel past precies in mijn koffer en ik heb hem eigenlijk altijd bij me. Een one-way mirror, waar ik met mijn cameralens doorheen kan kijken en die meegaat over de hele wereld. Mensen zijn oprecht en eerlijk als ze zichzelf aankijken. Voor de kijkers is er ook geen afleiding. Geen boekenkast op de achtergrond of zo, alleen maar zwart. Verder niets.’
‘In werkelijkheid duurden die anderhalf uur.’
‘Ja, en dat vind ik kort. Ze spiegelen hun eigen ziel en met kleine opmerkingen raken ze de kern. Je moet ook niet zo veel vragen, maar vooral observeren. Kijken wat er gezegd of gedacht wordt en daarop voortbouwen. Ik kijk recht in hun ogen. Wat gaat er gebeuren? Superspannend.’
‘Ja. Ik heb het ook gedaan bij Battle Ready, een film over veteranen met chronische PTTS waar ik nu mee bezig ben. Zij reageren daardoor ook heel fysiek, soms zijn ze ineens helemaal nat van het zweet. Battle ready, klaar voor de strijd, en dat zijn ze nog steeds. Altijd alert en dat werkt zelfs door in de schoenkeuze. Nooit zullen ze op slippers lopen.’