Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →
Fijne leeswaren
Zijn de oudejaarslijstjes gespeld? Dan is het nu tijd voor een nieuwjaarslijstje. Want ook in januari staat de lezer weer veel moois te wachten.
Sarah Hall – Het atelier (Ambo|Anthos, 25-1)
Met Sarah Hall zit je eigenlijk altijd gebeiteld. (De komst van de wolven gemist? Alsnog lezen.) In Het atelier blikt einzelgänger Edith, die enorme kunstwerken van hout maakt, met kapotte schouders en een verzwakt hart terug op haar leven. Op haar ongemakkelijke jeugd met een moeder die na een hersenbloeding nooit meer de oude werd, op de Japanse leermeester die haar de kunst van werken met verbrand hout bijbracht, maar vooral op haar onverzadigbare liefde voor kok Halit, die ondanks zijn deodorant naar knoflook blijft ruiken. Omdat de wereld wordt geteisterd door een virus dat geen honderdduizenden maar miljoenen doden tot gevolg heeft, isoleren de prille geliefden zich in haar atelier, waar ze het ene na het andere erotische hoogtepunt beleven.
Fran Ross – Oreo (Cossee, 27-1)
In 1974, twee jaar voor Alex Haley’s klassieker Roots het licht zag, was daar Oreo: een speelse, feministische roman over een meisje met een Joodse vader en een zwarte moeder dat, als het beroemde koekje, dus zowel zwart als wit is. Het zou de enige roman worden die Fran Ross ooit schreef. Toen het boek door geen enkele recensent werd opgepikt, vertrok ze naar Los Angeles om voor comedian Richard Pryor te gaan schrijven. Pas toen Oreo veertig jaar later werd herontdekt, prezen critici en collega-schrijvers Ross de hemel in als iemand die haar tijd (te) ver vooruit was. In Oreo is hoofdpersoon Christina nu eens geen zwarte vrouw die wordt mishandeld en/of misbruikt, maar een humorvolle branieschopper die een pooier een ongenadig pak slaag geeft met zijn eigen wandelstok.
Tomás González – Het broze licht (Meridiaan, 18-1)
David is een Colombiaanse kunstschilder die via Bogota en Miami met vrouw en drie zoons in Manhattan belandt. Als oudste zoon Jacobo na een ongeluk vrijwel volledig verlamd raakt, besluit hij na een lange lijdensweg dat hij zo niet verder wil leven. Met zijn broer Pablo reist hij naar Portland, een van de weinige plekken in de vs waar euthanasie te regelen is. Dat klinkt loodzwaar en dat is het ook, maar de stem van David, die memoreert hoe hij wacht op het doodsbericht van zijn zoon, is zo levensecht dat dit boek maar moeilijk weg te leggen is. González wisselt op een enkele pagina moeiteloos van tijd, plaats en emotie, en weet naast diep doorvoeld verdriet en gemis ook berusting en humor in deze familietragedie te leggen. Een kleine, maar rijke roman vol bespiegelingen over kunst, gemis en de ouderdom.
Nicola Lagioia – Stad van de levenden (De Bezige Bij, 13-1)
Precies 54 pagina’s duurt het voordat je als lezer met knikkende knieën de slaapkamer betreedt waar een ontklede jongen ligt met een mes in zijn borst en een elektriciteitskabel om zijn nek. Lagioia, journalist bij dagblad La Repubblica, heeft de spanning in de voorgaande pagina’s uiterst vakkundig opgebouwd. De jongen die daar op dat bebloede matras ligt, heet Luca Varani en elke Italiaan kent zijn geschiedenis. In 2016 werd hij vermoord door twee twintigers die daarvoor geen enkel motief hadden. Lagioia volgde deze spraakmakende zaak vijf jaar lang. Hij sprak met tal van betrokkenen, correspondeerde met een van de daders, en schreef vervolgens geen standaardreconstructie, maar een boek dat herinnert aan Capotes klassieker In Cold Blood, met een ontluisterende hoofdrol voor het verloederde Rome waar de ratten inmiddels tot in de ziekenhuisgangen zijn doorgedrongen.
Tove Ditlevsen – De gezichten (DasMag, 11-1)
Wie de Kopenhagen-trilogie van Tove Ditlevsen al had ontdekt, zal opgetogen zijn dat er nu opnieuw iets van haar is vertaald. Ditmaal is het een roman die in 1968 verscheen, over kinderboekenschrijfster Lise, wier boeken ‘geruststellend over het hoofd werden gezien door een wereld die zich met literatuur voor volwassenen bezighoudt’. Totdat een kinderboekenprijs haar plotseling beroemd maakt. Met alle gevolgen vandien. ‘Gert had haar beroemdheid als een persoonlijke belediging opgevat. Hij beweerde dat hij niet naar bed kon met een stuk literatuur en hij bedroog haar vol enthousiasme.’ Lise zinkt steeds dieper weg in donkere gedachten. Liefhebbers weten nu genoeg, nieuwkomers staat een rauw maar onvergetelijk Deens avontuur te wachten.
Carmen Maria Machado – In het droomhuis (Cossee, 20-1)
Carmen is een mollig-tot-dikke latina met een bril (haar woorden), en ze vindt het een godswonder dat die oogverblindende witblonde kruising tussen butch en femme op haar valt. Dus stort ze zich na jaren van weinig succesvolle betrekkingen met mannen vol overgave op haar eerste lesbische relatie. Maar het duurt niet lang voordat de witblonde verovering akelige trekjes begint te vertonen. Carmen wordt uitgescholden, bont en blauw geknepen en bedreigd. ‘Als je hier maar niet over schrijft’, waarschuwt haar geliefde na een ongezouten scheldkanonnade. ‘Je mag hier nooit over schrijven. Begrepen?’ Carmen knikt braaf, maar ze zou er uiteindelijk wél over schrijven, namelijk dit bijzondere boek. In deze memoir over een ontspoorde lesbische verhouding schrijft ze, terugblikkend op haar belofte: ‘Angst maakt leugenaars van ons allemaal’.
Lars Mytting – Het zustertapijt (AtlasContact, 25-1)
Moet je eerst De zusterklokken gelezen hebben? Niet beslist, maar het verhoogt de leesvreugde wel aanzienlijk. Bovendien: waarom zou je jezelf het genoegen van dat voortreffelijke eerste deel van deze Noorse trilogie ontzeggen? In Het zustertapijt voert Mytting de lezer opnieuw mee naar het Gubrandsdal. Het is inmiddels 1903, maar het dorpje Butangen wordt nog altijd wordt geregeerd door armoede en bijgeloof. Meer dan twintig jaar geleden zijn de mythische zusterklokken door toedoen van dominee Kai Schweigaard van elkaar gescheiden, in een poging het dorp vooruit te helpen. Nu wil hij niet alleen de klokken herenigen, maar ook het zustertapijt terugvinden dat tweehonderd jaar eerder door een mythische Siamese tweeling is geweven.
Franco Faggiani – Soms zou ik de wind willen zijn (Signatuur, 18-1)
Honden zijn onmisbaar bij het opsporen van aardbevingsslachtoffers. Maar hoe leer je een hond eigenlijk om lijken op te sporen die onder het puin liggen? Door steeds meer rottend vlees door zijn lievelingsvoer te mengen. Dat soort dingen weet je als je deze roman hebt gelezen. Op 24 augustus 2016 werd het Italiaanse plaatsje Amatrice getroffen door een hevige aardbeving. Francesca Capodiferro ligt die nacht met haar twee honden in een tentje, niet ver van het epicentrum. Als geologe is ze naar het gebied gestuurd om breuklijnen in kaart te brengen. Maar Francesca is ook brandweercommandant, dus ze is getraind om in dit soort noodsituaties te opereren. Met haar honden trekt ze door het verwoeste gebied om de meest afgelegen dorpjes te bereiken. In zijn beschrijvingen van de prachtige maar onvoorspelbare bergen trekt Faggiani alle registers open.
Zora del Buono – De maarschalk (Meulenhoff, 20-1)
Een ‘activistenroman’ noemde Der Spiegel dit historische epos, van een Zwitserse auteur met Italiaanse en Sloveense wortels. Ze vertelt het geromantiseerde verhaal van haar grootmoeder, naar wie ze is vernoemd. Het is mei 1919 en de kruitdampen van de Eerste Wereldoorlog zijn nog maar nauwelijks opgetrokken. Zora’s Sloveense dorp is door een gifgasaanval zwaar getroffen en temidden van de rokende puinhopen ontmoet ze een Siciliaanse dokter met rood Noormannenhaar die haar echtgenoot zal worden. De ineenstorting van Oostenrijk-Hongarije, de opkomst van het Italiaanse fascisme, de wording van Joegoslavië; in Zora’s leven komt het allemaal samen. Vijf verschillende paspoorten had ze in haar leven, haar Joegoslavische paspoort zou haar laatste zijn.
Ella Maillart – Toerkestan solo (Querido Fosfor, 20-1)
Op de eerste pagina bevindt de auteur zich in Moskou, op het hoofdkantoor van de Organisatie van Proletarische Toeristen. Ze kan naar Moermansk om te zien hoe ze bij de poolcirkel mijnen exploiteren. Of meevaren op de ijsbreker die gaat proberen door de Beringstraat de Stille Oceaan te bereiken. Maar nee, deze excentrieke Zwitserse moet en zal naar de desolate steppen van Centraal-Azië, waar de nomadische volken rondzwerven die zo’n onweerstaanbare aantrekkingskracht op haar uitoefenen. Met twaalf repen chocola, een kilo spek en dertig blikken cornedbeef stapt ze op de trein, op weg naar Samarkand. Maillart, die in 1903 werd geboren en in 1997 overleed, leidde een onwaarschijnlijk avontuurlijk leven waarover ze diverse boeken schreef. Deze reis maakte ze in 1932 en Toerkestan solo werd een klassieker in het genre.
LET OP!
Omdat de boekwinkels momenteel gesloten zijn, zijn veel titels die oorspronkelijk in januari gepland stonden tot nader order uitgesteld. Sommige boeken die we hier getipt hebben zullen helaas pas later dit voorjaar verschijnen.