VPRO Gids 28

9 juli t/m 22 juli
Pagina 14 - ‘Overlevingskunstenaars’
papier
14

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Overlevingskunstenaars

Flip Vuijsje

Zestig jaar na hun allereerste optreden gaan The Rolling Stones nog altijd onvermoeibaar door. Terwijl de houdbaarheid van grote bands meestal beperkt is, lijken de Stones het eeuwige leven te hebben. Wat is hun geheim?

The Rolling Stones in het Old Trafford Stadium in Manchester, 2018. Vlnr: Ronnie Wood, Mick Jagger, Charlie Watts en Keith Richards

Op donderdag 9 juni, vier dagen voor hun afgelaste concert in Amsterdam, stonden The Rolling Stones in Anfield Stadium in Liverpool. De setlist zat barstensvol iconische songs. Maar minstens zo bijzonder was wat de band die avond níet speelde: ‘Angie’, ‘Brown Sugar’, ‘Wild Horses’, ‘It’s Only Rock ’n Roll’. Stuk voor stuk nummers die thuishoren in de muzikale eregalerij van The Rolling Stones, maar er was simpelweg geen plaats voor.

Stel dat Led Zeppelin nog zou optreden, dan was het ondenkbaar dat ze ‘Stairway to Heaven’ oversloegen. Net zoiets als een Pink Floydconcert zonder ‘Another Brick in the Wall’ of The Who die ‘Won’t Get Fooled Again’ laat zitten. Een concert zonder alle kostbare hoogtepunten kan geen enkele rockband zich permitteren. Op één uitzondering na dan.

Een grote rockband heeft vijf à tien iconische songs, maar The Rolling Stones hebben tientallen nummers in de categorie ‘fenomenaal’

Het debuutoptreden van The Rolling Stones vond plaats op 12 juli 1962 in de Marquee Club in Londen. Deze maand dus zestig jaar geleden en nog steeds gaat de band onvermoeibaar door, ook na het overlijden van drummer Charlie Watts op 24 augustus 2021. Mick Jagger en Keith Richards worden dit jaar allebei 79, en Ronnie Wood toch ook al 75, maar voorgoed stoppen lijkt nog steeds geen optie.

Hoe is dit mogelijk? Hoe kan het dat The Rolling Stones na al die jaren nog altijd bestaan en wereldwijd geliefd worden op een manier die volstrekt uniek is? Een simpel, enkelvoudig antwoord is er niet. ‘Ik hoop omdat we een goeie band zijn,’ heeft Keith Richards een keer gezegd. ‘Maar ik weet niet zeker of dat de enige reden is.’

Kwantiteit en variatie

Een goeie band zijn The Rolling Stones zonder meer. Maar hóe goed, blijft een kwestie van persoonlijke smaak. Zijn de allerbeste songs van The Rolling Stones net zo goed als die van andere grote bands uit de begintijd van de klassieke rockmuziek? Of beter misschien? Of juist minder?

Kwaliteit laat zich niet meten. Een objectieve waarheid bestaat hier niet, maar die is er wél bij twee andere criteria die je kunt hanteren om het oeuvre van een rockband te beoordelen: kwantiteit en variatie. Toen The Rolling Stones in 1962 begonnen, was hun enige ambitie het naspelen van het oeuvre van hun voorbeelden in de Amerikaanse rhythm-and-blues, zoals Muddy Waters en Howlin’ Wolf. Maar dit veranderde vanaf 1965, het jaar van ‘(I Can’t Get No) Satisfaction’, hun eerste nummer 1-hitsingle in de Verenigde Staten. Een doorbraak naar echte wereldroem, niet alleen voor de Stones als band, maar ook voor Mick Jagger en Keith Richards als songwritersduo.

Daarna volgde eerst een terugval, door geruzie en drugsproblemen, met tegenvallend nieuw songmateriaal en nauwelijks optredens en tournees. Maar het jaar 1968 bracht een wederopstanding zonder weerga, de start van een gouden tijdperk in de geschiedenis van The Rolling Stones dat duurde tot 1972. Met vier langspeelplaten vol materiaal dat sterker was dan ooit tevoren, bijna allemaal geschreven door Jagger en Richards. Alleen op deze albums, waaronder Let It Bleed en Sticky Fingers, staat al méér materiaal dan nodig is voor een adembenemend Stonesconcert.

Ook The Rolling Stones kregen te maken met de natuurwet die wil dat creativiteit in rockmuziek na een jaar of tien gaat opdrogen. Maar bij de Stones duurde dit langer dan bij de concurrentie. De meeste albums die ze in de jaren zeventig uitbrachten waren van matige kwaliteit. Maar telkens zaten er toch ook songs tussen waar iedere andere band jaloers op kon zijn – denk aan ‘Angie’, aan ‘Melody’, aan ‘Miss You’. En nog in 1981 kwam de band, voor het laatst, met een nieuwe plaat die er echt mocht zijn, met daarop ‘Start Me Up’, jarenlang de overweldigende opener van Rolling Stonesconcerten.

Tweede jeugd

Dit ongeëvenaard omvangrijke songbook van The Rolling Stones verklaart al een groot deel van hun overlevingskracht. Maar elke grote rockband bereikt vroeg of laat een omslagpunt, waarna nieuwe muziek niet langer aanslaat en alleen nog tournees resteren die gestoeld zijn op ‘oude nummers’.

The Beatles stopten al in 1966 voorgoed met optreden. Daarna maakten ze nog een serie albums die algemeen gelden als het beste wat ze gepresteerd hebben, met als hoogtepunt Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band in 1967. Maar zelfs als ze wél weer waren gaan optreden, dan hadden ze dit nieuwe oeuvre, vol technische finesse en experiment, nooit goed live kunnen brengen.

Ook The Rolling Stones bereikten de top van hun artistieke kunnen pas in hun tweede jeugd, in die gouden jaren 1968-1972. Maar het materiaal waarmee zij dit deden, in eerste instantie in de studio gecreëerd, bleek later juist perfect geschikt om ook live uit te voeren, in steeds grotere stadions en arena’s.

het artikel gaat verder onder dit kader

Vuijsje en de Stones

Flip Vuijsje schreef vier boeken over The Rolling Stones, waaronder Mickonomics – De zakelijke kracht van de grootste rockband ooit (Nieuw Amsterdam, 2013). Zijn meest recente boek is Rock – Waarom rock de beste muziek van de 20e eeuw is (Nieuw Amsterdam, 2020).

 

 

 

Een vooropgezet plan was dit waarschijnlijk niet. Net zomin als die podiumgeschiktheid van de Rolling Stonescanon een recept was voor eenvormigheid. Een grote rockband mag blij zijn met vijf tot misschien tien echt iconische songs, terwijl iedere liefhebber van The Rolling Stones moeiteloos tientallen nummers kan opsommen in de categorie ‘fenomenaal’. En allemaal zullen ze ook meteen beamen dat die stuk voor stuk hun eigen onderscheidende karakter en kwaliteit hebben.

Elke single en elk album van The Rolling Stones leverde weer een nieuwe artistieke stap voorwaarts op, nooit zetten ze zichzelf vast in één dominerende stijl. Ook iedere langspeelplaat afzonderlijk, zeker in die gouden jaren, was een verzameling van heel gevarieerd materiaal. Zo’n album waarop alles hetzelfde klinkt, daarvoor moest je bij The Rolling Stones nooit zijn. ‘Er was geen rode draad,’ zo slaat de Britse journalist Sean Egan de spijker op zijn kop in The Rough Guide to The Rolling Stones: ‘Er was geen Stoneskeurmerk, afgezien van pure kwaliteit.’

‘World War III’

Maar ook die unieke optelsom van kwantiteit en variatie was niet voldoende geweest voor het behalen van een zestigjarig jubileum als onderling geruzie een voortijdig einde aan The Rolling Stones had gemaakt. Iets wat zo veel grote bands wél overkwam – denk aan The Beatles, The Kinks, Led Zeppelin en Pink Floyd, en in Amerika aan Crosby, Stills & Nash en Creedence Clearwater Revival. Niet dat de Stones nooit issues hadden – die waren er juist plenty. Het verschil zit hem in hoe zij hiermee zijn omgegaan.

Een keer gevraagd naar het geheim van dat eeuwige leven van The Rolling Stones, antwoordden Keith en Mick eensgezind: ‘Charlie Watts.’ En jazeker: het rustige karakter van de drummer, meer een man van jazz dan van rock, met zijn natuurlijke rol van altijd-de-verstandigste, was altijd goed voor de verhoudingen binnen de band. Maar er is ook een ander antwoord mogelijk, nog veel meer to the point, en dat luidt: Mick Jagger.

Ook hiermee mogen de Stones zich gelukkig prijzen: het bandlid dat ooit de grootste risicofactor was, is dit nu al decennia niet meer

Ook The Rolling Stones ontkwamen in hun beginjaren niet aan problemen met onervaren, incompetente of onbetrouwbare managers. Maar vanaf 1969 veranderde dit radicaal doordat Mick Jagger zelf de touwtjes in handen nam. Met het persoonlijk overwicht én de tact van een geboren leidinggevende, en met scherp financieel en strategisch inzicht, is hij het die de afgelopen vijftig jaar The Rolling Stones op de rails heeft gehouden.

Crises waren er al die tijd te over, soms ook door toedoen van Mick zelf. Zoals in de jaren 1982-1989, in de geschiedenis van The Rolling Stones bekend geworden als ‘World War III’, toen niet alleen Charlie (!) en Ronnie een heroïneprobleem hadden, maar ook Mick voor problemen zorgde door te weigeren met de band op tournee te gaan en een – mislukte – solocarrière te lanceren.

‘Als hij met een andere band gaat optreden, snij ik z’n fuckin’ strot door,’ was toen de publieke reactie van Keith. Maar hoeveel recht van spreken had hij hier, nadat hij zichzelf eerst een decennium lang had overgeleverd aan een zó extreme heroïneverslaving dat alleen een wonder heeft kunnen voorkomen dat de band het einde van de jaren zeventig niet haalde? En dat wonder was het stuurmanschap van Mick Jagger.

Leonardo da Vinci

Sindsdien is ook Keith Richards almaar verstandiger geworden. Hij is allang niet meer de man die altijd en overal veel te laat komt opdagen, of gewoon helemaal niet verschijnt omdat hij onder de drugs zit. De laatste keer dat hij een tournee moest afzeggen was in 1997, na een val van een trap in de grote bibliotheek van zijn huis in Connecticut, waar hij op zoek was naar een boek over Leonardo da Vinci.

Ook hiermee mogen The Rolling Stones, en de liefhebbers en de fans, zich gelukkig prijzen: dat het bandlid dat ooit de grootste risicofactor was dit nu al tientallen jaren niet meer is. Vrienden zijn Mick en Keith al heel lang niet meer, daarvoor is er te veel oud zeer en zijn de karakters te verschillend. En de armen die na afloop van ieder concert ostentatief om elkaars schouders worden geslagen zijn er echt alleen voor de bühne.

Maar dit gesloten front naar buiten toe, evenals hun vaardigheid in conflictbeheersing, is onderdeel van het antwoord op de vraag hoe de Stones het zó lang hebben kunnen uithouden. In het universum van de klassieke rockmuziek, bezaaid met wrakstukken van gesneuvelde bands en nog steeds publiekelijk voortsmeulende persoonlijke vetes, zijn The Rolling Stones intussen al jarenlang de ultieme adults in the room.

Rolling with the Stones

Radiodocumentaire waarin teruggeblikt wordt op zestig jaar Stones aan de hand van interviews, livefragmenten en obscure nummers. Rolling with the Stones is te beluisteren via de website van BBC Radio 2.

 

My Life as a Rolling Stone

Vierdelige documentaireserie die elke aflevering een ander bandlid belicht: Mick Jagger, Keith Richards, Ronnie Wood en de inmiddels overleden Charlie Watts. Op 9 juli zijn de gitaristen Richards en Wood aan de beurt. Aansluitend is de concertregistratie Licked Live in NYC te zien.

My Life as a Rolling Stone

Zaterdag 9 juli

BBC 2 22.00-1.00

60 minuten

BBC 2

meer muziek