De keukentafel ligt bezaaid met proefomslagen. Een witte cavia op een diepblauwe achtergrond. Liefkozend strijkt Paulien Cornelisse over het papier. ‘Voel je dat? Er zit structuur in. En het heeft geen lamineerlaag. Daar moet je voor strijden, want boekhandelaren willen dat niet. Zo’n boek kan sneller beschadigd raken. Kijk, hoe vind je dit lettertje? Dat is de chaparral. Een leuk puntig lettertje. De c is een beetje uitgezakt. Dat vind ik leuk, want de hoofdletter C komt er heel vaak in voor met een hoofdfiguur die Cavia heet.’
Hier spreekt de trotse auteur, vormgever en uitgever Paulien Cornelisse. Ze is net bij de drukker geweest om te zien hoe De verwarde cavia gedrukt wordt. Veel Nederlandse boeken worden in het buitenland gedrukt. In Tsjechië of in China. Dat is goedkoper. Maar Cornelisse vindt het wel fijn dat haar drukkerij gewoon in Zutphen zit.
Na drie jaar te hebben geschreven aan ‘de cavia’, is ze nu al maanden bezig met de vormgeving het boek: het formaat, de letter, het papier, de bladspiegel. Alles bepaalt ze zelf. Niet dat dat de mensen die het straks gaan kopen ook maar iets interesseert. Die gaan gewoon een heerlijk boek lezen over een cavia die Cavia heet en werkt op de afdeling communicatie van een groot bedrijf. Daar zit ze achter haar bureau, met haar paperclips, haar nietmachine, haar Post-its, haar pennen en potloden en haar gummetje.
Cavia, die wat verlegen van aard is, moet zich staande zien te houden temidden van collega’s Stella (hoofd Human Resources, bitch), Kim (ook communicatie, lieverd), Harm-Jan (IT, mensenschuw), Roy (receptie, übergay) en Ruud (hoofd Financiën, eikel).
De nieuwe Paulien Cornelisse gaat niet over taal, maar over een cavia die op de afdeling Communicatie van een kantoor werkt. De auteur heeft 'De verwarde cavia' zelf vorm- en uitgegeven.
Fictiedebuut
In korte scènes schetst Cornelisse de kantoorperikelen waarin Cavia, door sommigen liefdevol Caaf genoemd, verzeild raakt. Liefhebbers van kantoordrama zullen zich kwijlend van genoegen door de pagina’s heenspoeden. Denk aan kerstborrels, bedrijfsyoga, conferenties en seminars, heidagen, banen die op de tocht staan en natuurlijk punten die op de horizon worden gezet.
Tussen alle mailings en stapels geperforeerde spreadsheets door beleeft Cavia ook privé de nodige avonturen. Zo is er sprake van een ex, een onenightstand en een leuke collega die mogelijkheden biedt.
Cornelisse noemt het boek zelf geen roman maar haar fictiedebuut.
‘Ik heb het “kantooravonturen” genoemd. Blijkbaar vind ik roman een intimiderend woord. Maar misschien kun je het wel een roman noemen.’
Het was haar niet per se te doen om die kantoorclichés, al zijn die mooi meegenomen. ‘Het ging me erom dat mensen op kantoor tot elkaar veroordeeld zijn. Elke dag met dezelfde collega’s in dezelfde ruimte, hoe ga je dan met elkaar om?’
Zelf werkte ze een paar jaar op de redactie van opvoedblad J/M. ‘Ik werkte daar drie dagen per week. De rest van de tijd was ik aan het standuppen. Zo’n redactie vormde een baarmoederlijke omgeving, dat vond ik er fijn aan. Maar er waren ook dagen waarop je heel weinig deed, dat je aan het eind van de dag zestig woorden inleverde. Dat kan als je in loondienst bent. Die lusteloosheid vind ik interessant.’
Het jargon pikte ze her en der op. ‘Als cabaretier word ik wel eens uitgenodigd voor een congres. Dan schrijf ik mee en aan het eind van de dag lees ik een column voor. Uitrollen, de neuzen dezelfde kant op krijgen, er is geen congres waar niet een punt op de horizon wordt gezet.’
Een gesprek over kantoorliteratuur leidt onherroepelijk naar Voskuil die in ruim vijfduizend pagina’s zijn eigen kantoorleven onvergetelijk vastlegde.
‘Het Bureau heb ik zeker twee keer gelezen, ik ben een heel groot fan van Voskuil. Een van de dingen die ik zo goed vind is dat alles wat iemand zegt klopt bij wie diegene is. Op een gegeven moment komt er een Surinamer binnen die vraagt: “Waar zal ik dat zetten?” Dat vind ik zo knap! Niet ostentatief van: nu gaan we eens even een Surinamer aan het woord laten, maar alleen dat “zetten” in plaats van “neerzetten”.’
Lievelingsboeken
Zo’n lezer is Paulien Cornelisse dus. Iemand die zoiets subtiels opmerkt. Het zou Voskuil veel plezier hebben gedaan. Ze is een hartstochtelijk lezer. Altijd geweest. Ze woont nog niet zo lang in dit huis en heeft vanwege ruimtegebrek lang niet al haar boeken uitgepakt. Alleen de dierbaarste exemplaren staan in een kastje boven op het werkkamertje dat ze deelt met vriend Chris. Karel van het Reve, Renate Rubinstein, Kees van Kooten. Ze laat een gesigneerd boek van Carmiggelt zien. ‘Die heb ik als puber een keer een brief geschreven, omdat ik hem zo goed vond. Mijn tante had zijn adres. Toen kreeg ik dit terug. Mooi hè?’
Een van haar heldinnen is Nora Ephron. Die heeft ze stukgelezen, maar ze is geen voorbeeld. ‘Nora Ephron kan snoeihard zijn over mensen die ook echt bestaan. Ze heeft wel eens iemand uit de feministische hoek helemaal weggeschreven. Dat zou ik niet kunnen want dat vind ik zielig. Ik leef me teveel in in hoe ongelukkig die ander daarvan zou worden.’
Haar grootste heldin is Tonke Dragt. ‘Er is geen boek dat ik zo vaak heb gelezen als Ogen van tijgers. Dat is mijn ultieme lievelingsboek. Ik denk dat ik twaalf was toen ik het voor het eerst las. Het is young adult voordat dat was uitgevonden. Ogen van tijgers gaat over gedachten lezen. Dat gegeven vond ik destijds erg mooi en eigenlijk nog steeds. Stel dat dat zou kunnen en dat mensen elkaar allemaal zouden begrijpen. Ik heb dat boek tussen mijn twaalfde en mijn zesentwintigste elk jaar gelezen.’
Nu pakt ze ook Torenhoog en mijlenbreed erbij, het boek dat voorafgaat aan Ogen van tijgers. Ze wijst op het omslag, door Tonke Dragt zelf getekend, en op het binnenwerk. ‘Typografisch is het ook zo mooi, met die schreefloze letters.’
Papier, omslag, typografie. Haar lievelingsboeken lijken haar niet alleen vanwege de inhoud dierbaar. Had ze als kind ook al oog voor de vormgeving?
‘Ja, ik dacht wel als ik een boek opensloeg: o, wat een fijne lettertjes zijn dit. De visuele kant is voor mij heel belangrijk. Het speelt mee bij hoe ik iets waardeer. Terwijl ik nu gek genoeg vooral digitaal lees, want ik heb een e-reader. Dat is praktisch, want dan kan ik lezen zonder slapende mannen wakker te maken.’
We dwalen verder langs de planken. Erich Kästner. ‘Daar ben ik een heel groot fan van.’ Christopher Isherwood. ‘Die Berlin Stories zijn zo licht en prettig geschreven.’ David Sedaris, Bob den Uyl, Esther Freud, Theodor Holman. Miranda July. ‘Haar verhalen vond ik heel goed, maar door die roman kon ik niet heenkomen.’
De verzamelde verhalen van Lydia Davis. ‘Ik heb het gevoel dat ik dit goed moet vinden, maar misschien begrijp ik het gewoon niet.’
Een andere oude dierbaarheid. Nou hoor je het eens van een ander, een poëziebloemlezing voor kinderen, samengesteld door Kees Fens. ‘Dit heb ik verslonden. Ik lees helemaal niet veel poëzie, maar hierin zag ik hoeveel verschillende vormen er zijn. Je voelt het als iemand zijn best doet om voor een kind te schrijven. Dankzij dit soort boeken ontwikkel je als kind een eigen smaak. Er staan gedichten in van Werkman, Willem-Jan Otten, Hanlo, Judith Herzberg. Gewoon volwassen dichters.
Kijk, hier soundcheck ik nog steeds op. “Liedje van de luie week”, van Hans Andreus. Als je in het theater staat moet je tekst geven. Ik vind het gênant om tekst uit mijn voorstelling te gebruiken dus ik gebruik altijd dit. Er zitten ook lekker veel ss’en in: Maandag is Kalmpjes-aan-dag. Dinsdag is Kom-ik-begin-’s-dag. Woensdag is Zou-ik-het-wel-doen-dag, Donderdag is Dit-is-een-bijzondere-dag, want Vrijdag is Morgen-weer-vrij-dag en Zaterdag is ’s Avonds-wordt-het-later-dag en Zondag is Eet-je-buikje-rond-dag, dus Maandag, tja Maandag, dat is weer Kalmpjes-aan-dag.’
In al haar boeken staat haar naam groot op de eerste pagina. ‘Ik vond het heel belangrijk dat het mijn bezit was. Altijd Paulien erin zetten, vaak ook Paulien Cornelisse. Als ik mijn vader opbelde op zijn werk zei ik ook altijd: “met Paulien Cornelisse”. Daar moest hij altijd erg om lachen, maar ik dacht: hij kan best nog meer Pauliens kennen.’
Stichting
Om De verwarde cavia te signeren liet ze een stempel maken. Hij ligt klaar op haar rommelige bureau, naast het kolfapparaat, tussen haar verzameling kantoorartikelen. Want die voorliefde heeft Cavia niet van een vreemde. Een prachtig stempel, met de beeltenis van Cavia omlijst door drie woorden: heldhaftig, barmhartig, verward. Caaf ten voeten uit.
We moeten het toch nog heel even hebben over het waarom van die cavia.
‘Ik denk dat ik wel op een realistische manier schrijf over hoe mensen met elkaar omgaan en met elkaar praten, maar dat er daarom ook dingen moeten gebeuren die niet helemaal realistisch zijn. Vandaar dat er een cavia in voorkomt. Ik vond het toch fijn om er geen mens met cavia-achtige trekken van te maken, maar een echte cavia. Die cavia kwam in mijn hoofd en ging er niet meer uit. Ik moest erover schrijven.’
Maar het had dus net zo goed een hamster kunnen zijn, of een konijn?
‘Nee, dat passieve dat cavia in het boek heeft is wel een karaktereigenschap die ik cavia’s in het echte leven ook toedicht. Ik heb nooit cavia’s gehad, maar dat schichtige en dat hoge piepen maakt ze toch tot een heel ander type dan een konijn. Als een konijn zou moeten functioneren in de mensenwereld denk ik dat hij veel botter zou zijn en meer zijn eigen gang zou gaan. Niet zo bezig met wat anderen van hem vinden. Zou ik zeggen. Dat is mijn gevoel.’