Elke lezer in de veertigpluscategorie weet wat er gebeurde toen Connie Palmen en Ischa Meijer elkaar op 12 februari 1991 op de hoek van de Reestraat en de Prinsengracht tegenkwamen: ze poepten gelijktijdig in hun broek. Palmen begint I.M., haar monument voor Ischa, met deze memorabele scène die moest illustreren hoe verpletterend hun liefde was. I.M. verscheen in 1998, in een oplage van 100.000 exemplaren die in een mum van tijd waren uitverkocht. De vraag of die iconische broekpoepscène daadwerkelijk had plaatsgevonden hield destijds half Nederland bezig. Was hier sprake van een literaire leugen en zo ja, mocht je zoiets zomaar verzinnen?
‘Waargebeurde’ boeken worden steeds populairder. Vandaar dat schrijvers zich tegenwoordig vaak laten inspireren door hun autistische zoon, een alcoholprobleem of een ander autobiografisch gegeven.
Palmen verkende in I.M. zelf het spanningsveld tussen feit en fictie. ‘De omschrijving van fictie als iets wat aan de werkelijkheid en de waarheid is tegengesteld deugt natuurlijk van geen kant. God, de liefde en zelfs de waarheid zelf zijn werkende ficties die ons leven, ons geluk, onze verhoudingen en ervaringen, dus onze werkelijkheid iedere minuut beïnvloeden.’
Intussen riep I.M. nog een andere, zij het iets minder filosofische vraag op: willen we dit eigenlijk wel weten?
‘Ik weet dingen over Ischa Meijer die ik nooit had willen weten,’ schreef Youp van ’t Hek in zijn NRC-column in 2011, waarin hij opmerkte Palmens boek over Hans van Mierlo om die reden niet te willen lezen.
slaolie
In 2018 is het twintig jaar geleden dat I.M. verscheen. Je zou kunnen zeggen dat dit boek een kantelpunt voor de Nederlandse literatuur is gebleken. Dat betoogde althans Joost de Vries, in een essay voor De Groene Amsterdammer dat in mei 2016 verscheen. De Vries begon prikkelend: ‘Ik weet dat Ilja Leonard Pfeijffer met Annet Portegies naar bed is geweest. En met Maria Barnas, en met Els Moors en met Saskia de Jong. Ik had dat liever niet geweten, maar hij schrijft het allemaal op in zijn nieuwe boek, Brieven uit Genua.’ Waarna De Vries ook nog opmerkt dat hij ook helemaal niet wil weten hoe vaak Arnon Grunberg seks heeft met zijn nieuwe vriendin, en dat het hem verbaast dat niemand aanstoot had genomen aan het moment waarop A.F.Th. van der Heijden in Tonio beschrijft hoe hij het zaad van zijn zoon in de douche aantrof.
Sylvia Witteman, die toch best tegen een stootje kan, had een soortgelijke ervaring bij het lezen van de Wolkersbiografie van Onno Blom. ‘Er zijn fragmenten van die duizend pagina’s dikke biografie die ik liever niet had gelezen. Seks met behulp van gloeiende sigaren, poep en flessen slaolie, in een roman neem je het met een korreltje zout, maar de werkelijkheid van die pompende, hijgende schrijver met dat vlezige lichaam is me te veel.’
Tekst loopt verder onder de afbeelding.
openhartig
Oversharing, noemen Amerikanen dat: het ongevraagd delen van intieme informatie, vaak van seksuele of ranzig-lichamelijke aard. De fles slaolie van Wolkers zal voor veel lezers in dezelfde categorie vallen als de poepbroek van Palmen: too much information.
Dat neemt niet weg dat de ‘autobiografische roman’ zich de afgelopen twintig jaar stevig heeft verankerd in de vaderlandse letteren. Zo stevig dat het lijkt alsof er voor zuivere fictie steeds minder belangstelling bestaat. De boeken die iedereen wil lezen, zijn steeds vaker de boeken die op z’n minst deels ‘waargebeurd’ zijn. Wil je als schrijver enig commercieel succes hebben, dan is het opportuun om je te laten inspireren door je demente moeder, alcoholprobleem, scheiding of autistische zoon. Mits je vervolgens ook bereid bent daarover te vertellen, want boeken worden verkocht met behulp van openhartige interviews, niet dankzij gloedvolle recensies. Dat weten uitgevers ook. Vandaar dat uitgeverij DasMag Harnas van hansaplast, het veelbesproken boek van Charlotte Mutsaers, nadrukkelijk presenteerde als waargebeurd.
Jean-Pierre Geelen, ombudsman van de Volkskrant, reconstrueerde de totstandkoming van het geruchtmakende interview van Sara Berkeljon met Mutsaers en gaf zo een verhelderend kijkje achter de redactieschermen: ‘De uitgever bood het interview met Mutsaers bij de krant aan met “het persoonlijkste boek dat Charlotte ooit schreef”, en “een autobiografisch verhaal”. Berkeljon vroeg daarop per mail of het boek een roman was of non-fictie. Antwoord van Das Mag: “Het is niet een fictief verhaal, het is waargebeurd – het leest wel als een roman.” En, over de aanduiding “roman”: “Charlotte noemt het zelf liever niet zo.”’
gore details
Iedereen die oktober niet onder de welbekende steen doorbracht, weet hoe dit afliep. Mutsaers behield zich het recht voor ook in interviews trouw te blijven aan de inhoud van haar boek, ook als die verzonnen was. Haar houding leidde tot een ongemakkelijke spagaat die door velen (met name zij die het boek niet hadden gelezen) niet werd begrepen.
De andere grote kwestie die dit jaar de gemoederen danig bezighield, was die van Griet Op de Beeck. Op 25 september schoof ze aan bij De wereld draait door om te vertellen over haar nieuwe roman, Het beste wat we hebben; het eerste deel van wat een trilogie moet worden. DWDD kondigde het gesprek op de website als volgt aan: ‘Aan tafel bij DWDD zien we Griet zoals we haar niet eerder zagen: ze vertelt uitgebreid over haar persoonlijke betrokkenheid bij het centrale thema van de trilogie: incest. Ze werd zelf door haar vader op jonge leeftijd misbruikt.’
Die ontboezeming leidde tot een stroom aan columns, commentaren en interviews over dit precaire onderwerp. Waar het nauwelijks over ging, was over de roman waarmee het allemaal begonnen was. Recensies werden gekleurd door de ongekende media-aandacht en het boek werd niet meer op z’n merites beoordeeld, tot verdriet van de auteur zelf.
Die zat op 27 november weer aan tafel bij DWDD. Nu was de aanleiding de verfilming van Vele hemels boven de zevende, maar Op de Beeck greep de gelegenheid aan om nog even terug te komen op de ontvangst van haar nieuwe roman. ‘Als schrijver is het heel ontregelend om te merken dat veel mensen een foute perceptie hebben van het boek, dat ze of denken dat het mijn autobiografische verhaal is, of een terneerdrukkend boek waarin het misbruik tot op zijn gore details allemaal wordt uitgespit.’
Tekst loopt verder onder de afbeelding.
verbeeldingskracht
Gore details, niemand die het hardop zegt, maar natuurlijk is dat voor veel lezers de reden om een boek te kopen. Zeker als het in interviews voortdurend gaat over het leven van de auteur.
Elke Geurts schreef drie veelgeprezen maar weinig gelezen boeken. Zelf had ze het ongetwijfeld ook liever anders gezien, maar het boek dat ze over haar scheiding schreef, zorgt nu voor haar doorbraak. Met Ik nog wel van jou zat ze in VPRO Boeken, Koffietijd en alles daar tussenin. Dat boek gaat haar tot in lengte van dagen achtervolgen.
Tot zover zou je die ordinaire journalisten nog de schuld kunnen geven, die altijd alleen maar geïnteresseerd zijn in die ene vraag: is het waargebeurd? Maar in De Standaard van 24 november jl. stelde Maarten Goethals onder de kop ‘Succesvol flirten met feit en fictie’ vast dat ook belangrijke literaire prijzen de laatste jaren vooral gewonnen worden door romans die tegen de werkelijkheid aanleunen: Stefan Hertmans met Oorlog en terpentijn, Alfred Birney met De tolk van Java, Koen Peeters met De mensengenezer. ‘Literaire jury’s laten zich dezer dagen graag bekoren door romans die expliciet flirten met de grens tussen werkelijkheid en fictie,’ aldus Goethals, die zich ook afvraagt of ‘de bevreemdende fictieve wereld van iemand als Franz Kafka vandaag wel kans zou maken op een prijs’.
Dat is een terechte vraag. Er is niks mis met die bekroonde boeken, zolang we schrijvers die vrij baan durven geven aan hun verbeeldingskracht maar blijven koesteren. Gratis advies: lees De pelikaan van Martin Michael Driessen. Geen gore details en gegarandeerd niet waargebeurd, wel heel erg mooi.
VPRO Boeken sluit 2017 af met een thema-uitzending over feit en fictie. Daarin zijn Joost de Vries en Aleid Truijens te gast.
(Deels) waargebeurde romans (of toch niet?) in 2017
Ted van Lieshout - Schuldig kind (Querido)
Na Mijn meneer (2012), waarin een jongetje dat Ted heet een relatie heeft met een oudere man, komt Van Lieshout in Schuldig kind terug op de rol die deze relatie heeft gespeeld in zijn seksuele ontwikkeling.
Arjen van Veelen - Aantekeningen over het verplaatsen van obelisken (De Bezige Bij)
De overleden schrijver Thomas Blondeau was een goede vriend van Van Veelen, die in deze requiemroman afstand probeert te scheppen door van Thomas Tomas te maken.
Arie Storm - Een diadeem van dauw (Prometheus)
Storm speelt een vernuftig spel met de werkelijkheid door zijn alter ego August Voois te laten reflecteren op de dood van Joost Zwagerman en Wim Brands, zonder dat zij bij naam genoemd worden.
Margot Vanderstraeten - Mazzel tov (AtlasContact)
De auteur kwam als student jarenlang over de vloer bij een Antwerpse orthodox-joodse familie en schreef daarover een roman, maar dan wel een waarin de hoofdpersonen bestaande figuren zijn.
Bregje Bleeker - Eva (The House of Books)
Bleeker schreef een roman over haar moeder, die nog maar net vijftig was toen ze aan dementie bleek te lijden. In interviews maakte ze er geen geheim van dat het boek autobiografisch was.
Marjolijn van Heemstra - En we noemen hem (DasMag)
Is dit verhaal over de zoektocht naar een heldhaftige oudoom die fout bleek nu een roman verpakt als non-fictie of het omgekeerde? Schrijfster (en personage) Van Heemstra houdt het op het eerste.