Het begint al met haar dood, ben je een eeuw later geneigd te denken. 9 januari 1923 was het toen Katherine Mansfield héél even vergat dat ze de voorgaande maanden in een voormalig karmelietenklooster in het Franse Fontainebleau-Avon had doorgebracht, in de ‘therapeutische gemeenschap’ van de Armeense spiritist/kwakzalver Georgi Gjoedzjiev, omdat ze al vijf jaar aan tuberculose leed. Haar echtgenoot, John Middleton Murry, was op bezoek en na een avond waarin ze onder meer hadden toegekeken hoe de overige communeleden (volks)dansten, rende ze, uitgelaten en roekeloos, de trap op naar haar kamer. Bovenaan gekomen kreeg ze een daverende hoestbui, en toen ze zich naar Murry omdraaide ‘stroomde er een grote golf bloed uit haar mond’.
Een paar minuten later was Mansfield dood. ‘Zo plotseling als een lamp die werd uitgeschakeld’, schrijft Claire Harman in de inleiding van haar compacte én uitstekende biografische portret All Sorts of Lives: Katherine Mansfield and the Art of Risking Everything, dat exact honderd jaar later verscheen, en niet voor niets begint en eindigt me die sterfscène.
Een typerend dramatisch (en tragisch) slot is het, aan een leven dat altijd halsoverkop geleefd leek te worden. Want, goed, Harmans titel verwijst vooral naar Mansfields verlangen om op papier parallelle universums voor zichzelf te scheppen. (‘Zou jij ook niet graag allerlei levens uitproberen?’ schreef ze er al op haar zeventiende over, in een brief aan een nichtje. ‘One is so very small.’) Maar in de slechts vierendertig jaar die ze zelf kreeg, perste Kath genoeg avonturen en ervaringen om moeiteloos negen mensenlevens te vullen.