Heb je zelf iets weg van Richie?
‘Wel een beetje. Hij heeft een combinatie van bravoure en naïviteit die ik ook wel in mezelf herken – dat je jezelf aan de ene kant soms overschreeuwt, maar aan de andere kant toch ook oprecht bent. Maar ik ben wel zachter dan Richie hoor, ik sta dichter bij m’n gevoel. Bij het vormgeven van zo’n personage hou ik ervan om goed naar mezelf te kijken, om uit te gaan van iets wat al in me zit. Totaal transformeren als acteur, daar geloof ik niet zo in. Bij acteurs die ik goed vind, heb ik het idee dat ze in elke rol wel iets van zichzelf laten zien. Dat maakt dit vak ook juist zo spannend: dat je kan variëren op je eigen karakter, dat je grenzen kan verleggen en dingen kan doen die je zelf misschien nooit zou durven of willen.’
Je speelt vaak intense rollen, waar je als acteur helemaal in op lijkt te gaan – ik denk aan deze film, maar ook aan Niemand in de stad, Paradise Drifters, De Oost. Is dat nooit zwaar voor jezelf, in emotioneel opzicht?
‘Daar moet ik even over nadenken… Het is inderdaad zo dat ik heel erg in het moment wil zijn als ik speel, ik kan niet met m’n hoofd ergens anders zijn. En natuurlijk word je weleens ergens door geraakt. Maar het is ook weer niet zo dat ik als acteur altijd moet voelen wat ik speel. Het blijft gewoon acteren, projectie. Als ik iemand speel wiens moeder overlijdt, hoef ik niet per se aan m’n eigen moeder te denken of zo. Ik moet er alleen voor zorgen dat ik me optimaal kan concentreren. En natuurlijk kan het helpen om heftige scènes vooraf goed door te spreken: wie doet wat en wanneer? Door het technisch te maken kun je voorkomen dat iets te persoonlijk of ongemakkelijk wordt.’
Je hebt geen toneelschool gedaan, heb je weleens het gevoel dat je daardoor iets mist?
‘Ik merk weleens dat ik wat technische kennis mis. Laatst heb ik bijvoorbeeld nog een stemcursus gevolgd, maar uiteindelijk leer je het vak toch vooral door uren te maken en veel uit te proberen. In dat opzicht was het juist wel een voordeel dat ik zo rond m’n twintigste níét op de toneelschool zat, want ik kon toen veel rollen spelen waar leeftijdgenoten die wel studeerden geen tijd voor hadden. Ik heb toen echt alles aangepakt: series, korte films, afstudeerprojecten. In zekere zin was dat mijn opleiding. Over het acteren zelf dacht ik die eerste jaren niet echt na, ik deed gewoon wat er in me opkwam. Dat is de laatste jaren wel veranderd: ik ben het vak veel serieuzer gaan nemen, ik probeer mijn personages nu veel meer te doorgronden. Wat misschien gewoon een kwestie is van ouder worden, je krijgt vanzelf meer behoefte aan diepgang.’
Je hebt intussen wel een jaar op de filmacademie gezeten. Is dat de volgende stap: zelf filmmaker worden?
‘Naast het acteren heb ik altijd al aan eigen filmprojecten gewerkt. Dat wilde ik meer ontwikkelen. Maar na een jaar niet spelen ging ik het acteren toch erg missen. Combineren lukte niet, dus ben ik maar weer met de opleiding gestopt. Destijds vond ik dat best frustrerend, maar eigenlijk heeft het ook wel voordelen zo. Door op allerlei sets te staan krijg ik de kans om veel regisseurs aan het werk te zien, dat is enorm leerzaam. En bovendien: als je zelf een film maakt, wordt die alleen maar beter als je de tijd neemt om er goed over na te denken. Ik probeer sowieso een beetje te onthaasten tegenwoordig – op alle fronten, ook als acteur. Ik hoef niet meer alles aan te pakken. Ik wil vooral genieten, aftasten, rustig groeien.’