Fabula, de nieuwe film van regisseur Michiel ten Horn (Aanmodderfakker) is een komische fabel over de uitgerangeerde Limburgse kruimelcrimineel Jos (een heerlijke rol van Fedja van Huêt), die ervan overtuigd is dat de rampspoed bij hem en zijn familie in het bloed zit. Er is een hele film voor nodig – en een handvol belangrijke ontmoetingen met markante personages – voor hij zich begint af te vragen of dat ook echt zo is.
1. De titel geeft het al een beetje weg, Fabula gaat over de kracht van verhalen. Kom jij uit een gezin met veel verhalen?
Ten Horn: ‘Toch wel ja. Hoewel mijn ouders niet per se uit de creatieve of culturele hoek kwamen, waren ze wel heel fantasierijk. Of het nou ging om verhalen vertellen voor het slapen gaan, of meegaan in alle spellen die ik verzon.
Bovendien tekende ik al van jongs af aan en dat werd altijd gestimuleerd. Mijn ouders vonden het ook prima dat ik animatie ging studeren en later films wilde gaan maken. Hoewel er in ons dorp eigenlijk geen voorbeelden waren van mensen die met creatieve beroepen hun geld konden verdienen.’
2. In Fabula wordt in Limburgs dialect gesproken. Waarom was dat belangrijk?
‘Nou ja, ik ben er geboren en de film speelt zich ook in Limburg af, dus dan is het wel aannemelijk dat de personages Limburgs spreken. Ik vond het wel belangrijk dat de allerbeste acteur Jos zou spelen, dus niet iemand die toevallig al Limburgs sprak maar het net niet helemaal was. Fedja van Hûet is geen Limburger, maar hij was wel het beste voor de rol. Hij zat ooit op de toneelschool in Maastricht, dus Fedja’s eerste impuls was om dat dialect te imiteren. Maar Maastrichts is toch heel anders dan wat ik in de film wilde gebruiken. Dat was trouwens niet het dialect dat we in mijn geboortedorp Horst spraken, maar dat van Venlo, dat vlakbij ligt. Elke plaats in Limburg heeft zo zijn eigen dialect. Ik vind dat van Horst net wat lomper dan van Venlo. En Maastrichts had nooit gepast, dan was het een heel andere film geworden. Met dat soort maatstaven ben je toch aan het meten.’
3. Jos denkt dat verliezen bij hem in het bloed zit. Ben jij als regisseur bezig met winnen en verliezen?
‘Niet echt. Maar ik ben me er wel degelijk van bewust dat er veel mensen naar je film moeten komen. Komen ze niet dan kan je dat wel als verliezen zien. Ik interpreteer je vraag maar even zo. En prijzen winnen kan je film natuurlijk alleen maar helpen. Aanmodderfakker won destijds drie Gouden Kalveren en dat is heel bevorderlijk voor de liefde en aandacht die zo’n film dan krijgt. Voor mij is het toch ook wel belangrijk. Films maken is log en duurt lang, en al die tijd zal je in jezelf moeten blijven geloven. Een prijs, of dat mensen positief zijn over je film, maakt dat een stuk makkelijker.’
Bonusvraag: Er zit een heel fraaie scène in de film waarin Jos piemelnaakt door het heelal zweeft. Was dat een ode aan The Big Lebowski?
‘Nee, niet per se. Ik heb die scène in The Big Lebowski overigens nog wel teruggekeken, gewoon om te zien hoe ze dat gefilmd hadden. Maar voor Fabula wilde ik dat Jos aan het eind in een soort vacuüm terecht zou komen, waar alle personages die hij onderweg had ontmoet en alle verhalen die hij onderweg had gehoord zouden samenkomen. Zodat er op dat moment een deur voor Jos geopend zou worden van iets wat hij al die tijd voor zichzelf verborgen had gehouden. In het begin wilde ik hem nog de Maas in laten lopen om daar zijn aha-erlebnis te hebben. Alsof hij zich had overgeven aan het water. Maar de Maas werd uiteindelijk het heelal. Zo gaat het soms.’