Al na een paar minuten is duidelijk waarom Andrew Garfield onlangs een Emmy nominatie kreeg voor zijn rol in Under the Banner of Heaven, een miniserie over de waargebeurde dubbele moord op een jonge mormoonse vrouw en haar dochtertje in 1984 in Utah. Garfield speelt Jeb Pyre, de politierechercheur in een slaperig, overwegend mormoons stadje die de zoektocht naar de moordenaars leidt. Pyre is een ‘moderne’ mormoon die af en toe – stiekem, onder zijn bureau – een McDonalds frietje mee-eet met een van de weinige niet-mormoonse collega’s op het politiebureau. Pyre heeft een zachte, vriendelijke stem, twee jonge dochters, een vrouw die hij als gelijkwaardige behandelt – al is hij, zoals het geloof hen oplegt, wel de ‘priesthood holder’ in huis – en een dementerende moeder die hij liefdevol verzorgt.
Pyre is niet het soort geharde agent dat we meestal zien in vergelijkbare politieseries. Hij is niet gewend aan gruwelijke moordpartijen of aan bloederige crime scenes. Dus als hij in de eerste aflevering het huis van Allen en Brenda Lafferty (gespeeld door Billy Howle en Daisy Edgar-Jones) en hun dochtertje Erica betreedt, en daar de levenloze lichamen van de 24-jarige moeder en haar vijftien maanden jonge dochter aantreft, is hij zichtbaar overstuur. Iets dat Garfield zo overtuigend brengt, dat het haast niet opvalt dat er eigenlijk heel weinig van de plaats delict wordt getoond. De contouren van Lafferty’s lichaam, een plas bloed op de grond, de telefoondraad losgerukt van de muur, een bloederige handafdruk op de deur van de kinderslaapkamer. Meer niet. Maar dat hoeft ook niet. Het verhaal dat Pyre’s gezicht vertelt, is voldoende.