Volgens regisseur Pablo Larraín was er maar één actrice in Hollywood die de rol van operadiva Maria Callas kon spelen in zijn biopic Maria: Angelina Jolie.

De Chileense regisseur Pablo Larraín (1976) groeide op in een welgesteld gezin in hoofdstad Santiago en ging als kind vaak met zijn moeder mee naar de opera. Daar zag hij verschillende stukken die diepe indruk op hem zouden maken, maar – zo liet de regisseur afgelopen september weten in Venetië, waar zijn film Maria in wereldpremière ging – wanneer hij thuiskwam van zo’n opera zei zijn moeder altijd tegen hem: ‘Oké, jongen. Dat was mooi, maar nu komt het echte werk.’ En dan zette zij een plaat op van operazangeres Maria Callas.

Geen wonder dat Larraín zijn Great Women-trilogie nu afsluit met een biopic over misschien wel de grootste – en zeker de bekendste – operazangeres aller tijden, Maria Callas.

Omdat het onmogelijk is een heel leven na te vertellen in een film beperkt Larraín zich in zijn filmtrilogie over iconische twintigste-eeuwse vrouwen tot korte, duidelijk afgebakende periodes uit hun levens. In de eerste film van de trilogie, Jackie (2016), volgen we first lady Jackie Kennedy in de eerste dagen na de moord op haar man, in de tweede, Spencer (2021), zijn we bij Lady Di in Sandringham House, vlak voordat ze besluit weg te gaan bij prins Charles, en in Maria stellen Larraín en scenarioschrijver Steven ‘Peaky Blinders’ Knight zich voor hoe Maria Callas de laatste week van haar leven heeft doorgebracht, voordat ze op 16 september 1977 op 53-jarige leeftijd overlijdt aan een hartaanval.

Af en toe gaat Callas de deur uit, bijvoorbeeld naar een restaurant. Niet om te eten, maar om aanbeden te worden

Angelina Jolie als Maria Callas

Mandrax

Maria Callas leeft dan al jaren teruggetrokken met haar butler, huishoudster en twee poedels in een kapitaal Parijs appartement aan de Avenue Georges Mandel. Af en toe gaat de diva de deur uit, bijvoorbeeld naar een restaurant. Niet om te eten, maar om – zoals ze zelf zegt – aanbeden te worden. Want al zong ze haar laatste opera in 1965, La Callas is nog lang niet vergeten.

Wel is ze al jaren haar stem kwijt, wat bij opera betekent dat je de hoge noten niet meer haalt en je stem niet krachtig genoeg meer is om de achterste stoelen van de zaal te bereiken. In de film neemt Callas daarom zangles, aangezien ze zich voorbereidt op de zoveelste comebacktournee. Maar waarschijnlijk speelt dat zich allemaal in haar fantasie af, net als de gesprekken met de jonge interviewer Mandrax.

Aan het eind van haar leven is Callas namelijk verslaafd aan slaappillen van het merk Mandrax, die in Amerika bekend werden als Quaalude. En wat Quaaludes met je realiteitszin kunnen doen, zagen we al in The Wolf of Wall Street van Martin Scorsese. In Maria worden de hallucinaties die ze krijgt handig gebruikt om – in zwart-wit – terug te keren naar belangrijke gebeurtenissen in haar leven, zoals de ontmoeting met haar grote liefde, de Griekse scheepsmagnaat Aristoteles Onassis, in 1957. Of naar Griekenland tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen ze als tiener door haar moeder werd gedwongen om voor nazi-officiers te zingen. En, zo suggereert de film, vermoedelijk bleef het daar niet bij.

Angelina Jolie als Maria Callas en Haluk Bilginer als Aristotle Onassis

Zangles

Voor de rol van Maria Callas kwam volgens Larraín maar één actrice in aanmerking: de Amerikaanse Angelina Jolie. Larraín had iemand nodig met hetzelfde charisma en met dezelfde uitstraling. Een operadiva als Callas – bij leven bekend als La Divina (De Goddelijke) – kon volgens hem alleen gespeeld worden door een filmdiva als Jolie, die met ex-eega Brad Pitt jarenlang het Hollywoodpowerkoppel Brangelina vormde.

Voordat Larraín aan het script begon wilde hij dan ook eerst weten of Jolie geïnteresseerd was. Pas toen zij ja had gezegd kon worden begonnen met schrijven. Jolie had toen ook al toegezegd dat ze zelf zou zingen in de film, wat een belangrijke eis was van de regisseur. In de zes beroemde aria’s die Callas zingt in de film is het dan ook telkens Jolie – die zeven maanden intensief zangles kreeg – die we horen.

Dat wil zeggen, wanneer Callas aan het zingen is, horen we een mix van de echte Callas en Jolie. Bij de successen uit het verleden is misschien een procent of vijf afkomstig van Jolie, de resterende 95 procent is van de operazangeres zelf. Bij de zanglessen in 1977, wanneer Callas al jaren haar stem kwijt is, neemt Jolie soms wel negentig procent voor haar rekening, terwijl de resterende tien procent gezongen is door Callas. Op de vraag of ze het pijnlijk vond dat vooral háár stem gebruikt wordt op de momenten dat Callas moeite met zingen heeft, reageerde Jolie gevat: ‘Zelfs wanneer Callas niet op haar allerbest zingt, is ze nog altijd beter dan vrijwel iedereen.’

Perfectie

De mix van beide stemmen werkt overigens erg goed in de film. Geen moment krijg je het idee dat Jolie aan het playbacken is, omdat haar ademhaling en gezichtsspieren precies samenvallen met de door Callas (en dus ook door de actrice) gezongen aria’s.

Dat haar stem (of eigenlijk: de combinatie van hun stemmen) daardoor niet perfect klinkt, zou zeker Callas’ goedkeuring weggedragen hebben, want zij haatte perfectie. In de film keert dit terug in een scène in een restaurant. Wanneer de eigenaar een plaat van Callas opzet vraagt ze hem meteen die af te zetten, want ze heeft een hekel aan haar opgenomen stem. ‘Ik kan mijn eigen aria’s niet aanhoren, aangezien ze perfect zijn,’ is haar verklaring. ‘Operaliederen moeten juist imperfect zijn, omdat ze uitgevoerd worden door mensen.’ Een directe verwijzing naar de kritiek die de zangeres in haar hoogtijdagen al kreeg: haar techniek zou niet perfect zijn. Terwijl Callas wist dat het niet alleen haar prachtige en krachtige stem was waarmee ze indruk maakte op het podium, maar dat ook haar intense, dramatische vertolking van de personages daaraan bijdroeg. In biopic Maria heeft Angelina Jolie dit nu omgekeerd.

Maria Callas in de bioscoop

Maria draait vanaf donderdag 13 februari in de bioscoop

elke vrijdag