Zegt de ene immigrant tegen de andere: ‘Weet je waarom Amerika zo van misdaadverhalen houdt? Omdat Amerika zélf een misdaadverhaal is. Maar het probleem is: met welke figuren leven we mee? De onschuldige slachtoffers? Nee. We slaan aan op de taker: de man met het geweer. Dit land houdt van een man die neemt wat hij wil. Behalve als die man eruitziet zoals jij.’
Aldus de Italiaanse maffioso tegen een Afro-Amerikaanse collega halverwege het vierde seizoen van Fargo. Ze maken deel uit van twee criminele immigrantenfamilies die begin jaren vijftig vechten om de macht over de straten van Kansas City. Om toch iets van vrede te bewaren, ruilen de bazen van beide families hun jongste zoons tegen elkaar uit. Deze traditie gaat terug tot begin twintigste eeuw en was bedoeld om bloedvergieten te voorkomen. Meestal tevergeefs: Ierse en Russische maffiafamilies trokken eerder al aan het kortste eind.
Aan de ene kant treffen we dus een Afro-Amerikaanse misdaadfamilie, met Loy Cannon (Chris Rock) als leider. Tegenover hem staat een klassiek Siciliaanse familie, waarin Josto Fadda (Jason Schwartzman) de honneurs waarneemt voor de afwezige pater familias. De onderlinge verstandhouding is broos, en familiaire binnenbrandjes maken al snel de contouren van een bendeoorlog zichtbaar.
Het is een ietwat afwijkende koers voor de serie, die in 2014 begon als afgeleide van de gelijknamige filmklassieker uit 1996 van de gebroeders Coen. Ondanks aanvankelijke reserves groeide Fargo uit tot een van de beste series van de afgelopen jaren. De serie ademt in alles de sfeer van de film: het obscure regionale accent, de inktzwarte humor en de setting: kleinburgerlijk Amerika.