In het tweede deel van Tiger, de HBO-documentaire over golflegende Tiger Woods, zit een korte montage waarin zijn legendarische carrière als het ware wordt teruggespoeld. Van 2013, het jaar waarin een door blessures geplaagde Tiger van de pijn door z’n knieën zakt, via de vele toernooien die hij speelde, zijn eerste overwinning op de Masters in 1997, zijn tienerjaren, helemaal terug naar zijn eerste televisieoptreden als tweejarig jochie. Zijn zilverkleurige club haast zo groot als zijn lijf, maar zijn golfswing stabiel en gericht. Toen al. ‘Bedenk hoeveel herhalingen ervoor nodig waren om die swing te perfectioneren’, zegt televisiejournalist Bryant Gumbel die Tiger al als vijfjarig talentje voor zijn camera had. ‘Hij begon ermee toen hij nog een baby was. Maar het lichaam kan maar zoveel hebben.’
De drie uur durende documentaire over de opkomst, neergang en comeback van de golflegende werkt langzaam naar deze lichamelijke aftakeling toe. En naar de meerdere schandalen die Tigers carrière zouden ontsieren. Maar de serie begint met dat kleine jongetje en met zijn vader Earl. Omdat de media eind jaren zeventig enorm geïnteresseerd waren in het peutertje van kleur dat een overduidelijk talent had voor die (toen nog) uitermate witte sport, bevat Tiger een schat aan oude beelden. Op korrelige foto’s staat dat knulletje breed lachend, steeds met een club in z’n hand. Voor de televisiecamera’s vertelt Earl trots hoe Tiger als baby alleen maar wilde eten als hij tussen de hapjes door naar hem kon kijken terwijl hij in de garage zijn golfswing oefende.