Een goede setting is cruciaal voor een meeslepende tv-serie. Denk maar aan het ziekenhuis in ER, het smoezelige politiebureau in Baantjer, of aan de rechtbank in Law & Order. Een goede setting versterkt de personages én het drama, waardoor het bijna een hoofdrolspeler op zichzelf wordt.
Wat dat betreft zit het met de Vlaamse serie (vorig jaar te zien op Eén, nu op Netflix) Onder vuur wel goed, want deze serie speelt zich af rond een brandweerkazerne in Oostende. Het blussen van branden, het verwijderen van een kat uit een boom, of, zoals in de eerste aflevering, het losmaken van een luchtballon uit een hijskraan: aan sensatie bepaald geen gebrek.
Die externe situaties zijn niet het enige waarover de hoofdpersonages zich zorgen moeten maken, want binnen de kazerne is er óók van alles loos. Zo neemt de zeer geliefde commandant na jarenlange dienst afscheid, waarna een vrouw voor het eerst de leiding krijgt over de kazerne. Een makkelijke klus is dat niet, want de kazerne staat behoorlijk onder druk en de machocultuur is nog altijd overheersend binnen het korps. De brandweerlieden zijn zelf bovendien niet bepaald van onbesproken gedrag, en qua prestaties loopt de kazerne ook nog eens behoorlijk achter op andere kazernes. Er moet een professionaliseringsslag worden gemaakt, en er worden zelfs externe partijen ingehuurd om ‘het imago van de kazerne te verbeteren’. Daarbij wordt nog net niet hardop uitgesproken dat de brandweer weer ‘hip’ moet worden gemaakt.
Het resulteert misschien niet in een serie die het wiel opnieuw probeert uit te vinden (het heeft eerder iets aangenaam ouderwets), maar levert wel precies wat we op basis van de titel zouden mogen verwachten: een hoop vuur, een flinke scheut adrenaline en genoeg onderlinge spanningen. In lijn met Vlaamse series als Spoed en Flikken haalt Onder vuur alle actie en drama uit de setting, en daarmee ook uit de personages. Soms kan dat gewoon genoeg zijn.