Alice, zo heet Nadia Moussaïds 64-jarige vader, en je spreekt het uit als Alies. Maar eigenlijk heet hij Ali, zo leren we in het slotdeel van Mijn vader de gelukszoeker. ‘Mijn vader en zijn vrienden gaven elkaar allemaal westerse namen,’ vertelt Nadia Moussaïd. ‘Zo kreeg zijn vriend Mohammed de naam Jean-Paul, een ander werd Louis. Pas in de research voor deze documentaire kwam ik erachter waar “Alice” vandaan komt. Ik dacht altijd dat mijn pa een fout had gemaakt, dat hij dacht dat het een Franse mannennaam was in plaats van een Engelse vrouwennaam. Maar toen bleek dus dat een vriend hem vernoemd heeft naar Alice Cooper! Omdat hij zó’n bos haar had, haha.’
Als zeventienjarige vertrok Alice, de vader van Nadia Moussaïd, illegaal uit Marokko, om na veel omzwervingen in Schiedam te belanden. Nadia reist samen met hem terug in de driedelige documentaire 'Mijn vader de gelukszoeker', geregisseerd door Roozbeh Kaboly.
Van die bos is niks meer over, maar verder lijkt Alice Moussaïd nog precies zo energiek en ondernemend als eind jaren zeventig, toen hij huis en haard verliet voor een onzekere toekomst in Europa. In Mijn vader de gelukszoeker zien we hem zijn dochter druk pratend op sleeptouw nemen en de voor de documentaire benodigde contacten leggen. Want de serie vertelt niet alleen het verhaal van Alice en Nadia, maar ook dat van andere ‘gelukszoekers’. Zowel van toen als van nu.
Met zijn charme en vlotte babbel knoopt Alice overal op hun reis – in Frankrijk, Italië, Spanje en Marokko – gesprekken aan met andere migranten. ‘Jouw vader is van de straat,’ zegt de Marokkaans-Franse schrijver Abdellah Taïa in Parijs tegen Nadia, en hij bedoelt het als een compliment. Een compliment dat meteen het verschil uitlicht tussen vader en dochter: Nadia kent het verhaal van haar vader en ze voelt zich daardoor altijd verwant met andere gelukszoekers, maar zelf is ze in Nederland geboren en heeft ze nooit het harde leven van een illegaal ervaren; Nadia is dus níet van de straat. Deze tegenstelling tussen vader en dochter – samen met de boeiende ontmoetingen en de vele momenten van ontroering – maakt van Mijn vader de gelukszoeker zo’n rijke serie.
Maar hoe doe je dat, een documentaire maken met je eigen vader? Hoe activistisch is Mijn vader de gelukszoeker bedoeld? En hoe kreeg regisseur Roozbeh Kaboly de hele familie Moussaïd aan het dansen? De VPRO Gids besprak het allemaal met Nadia Moussaïd (1984) en – op het scherm, want in quarantaine – Roozbeh Kaboly (1977).
Vanwaar deze documentaireserie?
Nadia Moussaïd: ‘Ik wist al jarenlang: ik wil met mijn vader die reis terug afleggen. In eerste instantie wilde ik daarbij zelf niet in beeld, maar gaandeweg realiseerde ik me dat het interessant was om de reis echt samen te ondergaan, ook omdat de dynamiek tussen vader en dochter een rol speelt in de vertelling. Het plan werd pas concreet toen de VPRO me koppelde aan Roozbeh. Door hem werd ik bevestigd in mijn idee dat ik iets op het spoor was. Dat ik mijn eigen vader interessant vind zegt niet zo veel, dus was ik blij dat een buitenstaander dat ook vond.’
Roozbeh Kaboly: ‘Ik dacht: dit plan is prachtig, alleen valt of staat het met de vader van Nadia. Maar toen ik Alice ontmoette, vond ik hem meteen zó’n grappige, innemende man. Charismatisch ook: hij is net Sean Connery! En hoe Nadia en haar vader met elkaar omgaan is heel mooi om te zien: de liefde, maar ook de grappen en onderlinge plagerijtjes. Dit kan echt iets worden, dacht ik. Daarna heb ik een paar proefopnames gemaakt met Alice en zag ik dat hij iemand is die als het ware door het scherm heen komt. En ja, die twee samen zijn gewoon fantastisch. Ik heb heel veel om ze gelachen samen met de cameraploeg. Ook in de auto, dan lag ik achterin verstopt om zelf niet door de reflectie in beeld komen. En dan moest ik me echt verbijten om niet te lachen.’
Wat willen jullie met Mijn vader de gelukszoeker vertellen?
Nadia Moussaïd: ‘Het zou mooi zijn als je minder snel oordeelt over anderen nadat je deze serie hebt bekeken. Ik hoop echt dat we nieuwsgieriger naar elkaar durven zijn en dat we ons wat meer in de ander verplaatsen. Wat ik heel graag wil laten zien, is: dit is ook een Nederlandse Marokkaan, dit is ook die gelukszoeker waar allerlei ideeën over bestaan. Je ziet in de serie mensen die hun leven willen verbeteren: is dat niet iets wat wij allemaal proberen? Ik zeg niet dat je iedereen die de grens over wil maar met open armen moet ontvangen, daar laten we ons in de serie ook helemaal niet over uit. Maar wat we met de scènes in Italië onder meer laten zien, is dat er gewoon een tekort is aan werknemers, in de horeca bijvoorbeeld. Dit gaat de komende jaren een gigantisch probleem worden in Europa. En dan moeten we onszelf wel de vraag stellen: hoe gaan we daarmee om? Gaan we mensen in opvangcentra een beetje laten wegkwijnen? Of gaan we gebruikmaken van hun talenten? En doen we dat net als in de jaren zeventig met arbeidsmigranten? Of hebben we eindelijk een keer lessen geleerd en moet die grens misschien wat vloeibaarder zijn, zodat mensen makkelijker weer teruggaan ook? Want als je zo veel offers hebt moeten brengen om die grens over te komen, als je eigenlijk al je schepen achter je verbrand hebt, ga je dan nog terug? Ga je dat gezichtsverlies lijden? Ik denk dat we daar echt anders naar moeten kijken. Want de manier waarop het nu gaat, slaat natuurlijk nergens op.’
Roozbeh Kaboly: ‘Ik sta hier juist absoluut niet activistisch in; ik ben met deze documentaire niet bezig een wereldbeeld te corrigeren. Wat ik gewoon wil is mensen een gezicht geven. Je hoort zo vaak de term gelukszoekers, maar wie zijn die mensen? Wat is hun verhaal? En wat is hun droom? En als je eenmaal hier bent, wat betekent dat voor je? Wat deze migranten kenmerkt, is melancholie en verscheurdheid. Dat ken ik uit de eerste hand: ik kom oorspronkelijk uit Iran en ben op jonge leeftijd verhuisd naar Nederland. Als je zoiets niet zelf hebt meegemaakt is het heel lastig voor te stellen, maar met deze serie proberen we dat gevoel toch over te brengen: het onzichtbare leed van migranten. Maar natuurlijk ook hun stoerheid en hun avonturen. Want het zijn geen zielige mensen, en er is ook niet één archetype: het zijn skaters, boksers, koks, kunstenaars, noem maar op.’
Wat heeft het maken van deze serie jullie zelf gebracht?
Nadia Moussaïd: ‘Ik ben opgegroeid met het verhaal van mijn vader, die op allerlei plekken heeft moeten overleven in Europa. Dus ik heb altijd die bril op, in een restaurant denk ik bijvoorbeeld: wie is die jongen uit Senegal of uit Syrië in de spoelkeuken? Want dat had ook mijn pa kunnen zijn, ik kan mijn ogen daar niet voor sluiten. Maar door deze reis besef ik veel meer wat het echt betekent om zo te leven. In Barcelona bijvoorbeeld, waar mijn vader vroeger op het strand spulletjes verkocht, legde hij uit hoe vernederend hij het vond om te verkopen aan mensen die medelijden met hem hadden. Daar had ik dan weer nooit over nagedacht, dat dit zo kon voelen. Iets anders wat ik me nooit zo had gerealiseerd, was hoe ontzettend jong hij destijds was. In Parijs zag ik de wanhoop van ongedocumenteerde jongens die rond het station hingen, en die waren allemaal eind twintig. Toen dacht ik: maar mijn pa was dus zeventien. Zeventien jaar! Een kind gewoon nog, hoe kwetsbaar ben je wel niet op je zeventiende? En hoe moet je in godsnaam je weg vinden op die leeftijd? Het was heftig om me dat te realiseren. Deze reis en deze film hebben onze band nog hechter gemaakt. En door onze gesprekken kwam ik er ook achter hoe Nederlands hij eigenlijk is. Mijn pa heeft echt voor Nederland gekozen.’
Roozbeh Kaboly: ‘Met een Rotterdams accent zelfs… Maar, wat deze serie mij heeft gebracht? Kijk, ik kan niet werken als ik me niet met alle cellen in mijn lichaam kan geven aan een project. Alice raakt me en ik begrijp hem, ook al zijn we verschillende soorten migranten met andere achtergronden. Ik heb nooit illegaal geleefd, in die zin ben ik misschien een geprivilegieerde zevenvinkjesmigrant. Maar de heimwee van Alice, zijn nostalgie, zijn verscheurdheid en de strijd die hij heeft moeten leveren voor een plek in de Nederlandse samenleving, die herken ik: het echt vanaf onder nul beginnen. Of zoals Inty, onze skatende actrice in Barcelona, het in de serie noemt: het onmogelijke mogelijk maken. Dat is dus ook mijn verhaal, mijn levensmotto zelfs. Verder heb ik iets met dans, daarom vind ik het heel leuk dat Nadia, haar vader en haar familie ook samen dansen in de serie. Iedereen uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika danst, dans is een belangrijk onderdeel van het verhaal van migranten. Waar ik ook ter wereld kwam, ik ontmoette altijd migranten die aan het dansen waren, in vluchtelingenkampen bijvoorbeeld.
Daarom heb ik bij Nadia’s familie in Marokko onze researcher Hassnae Bouazza naar het midden van de kamer geduwd, zodat zij ging dansen om de familie aan te steken. Toen zei Alice: jongen, je wilt ons dansend filmen, kom dan maar zelf in het midden dansen! Hij vond het grappig dat ik dat ook deed en hij ging meedansen en selfies maken. En dan, op een gegeven moment, schuif ik langzaam uit beeld: Alice staat midden in de kamer met Nadia te dansen, hij is de camera vergeten en haar hele familie komt ook dansen. De cameraman kon niet bewegen, maar de geluidsman en ik stonden achter de camera de hele tijd mee te dansen. We hebben zo veel lol gehad, zo genoten: al dansend regisseren! Na mijn vorige film Dance or Die, over een Syrische danser, heb ik met mezelf afgesproken dat in alle films die ik nog zal maken gedanst wordt, deze keer is dat dus alvast gelukt. Een film zonder dans is geen film.’
Nadia Moussaïd: ‘Mee eens!’
Mijn vader de gelukszoeker
De documentaireserie Mijn vader de gelukszoeker is te zien op NPO Start.