Als Annemarie Eigenhuis kanker krijgt, vraagt ze haar beste vriendin Marijn Frank (o.a. Papa is weg, Vleesverlangen, Keuringsdienst van waarde) een film van haar te maken. Voor haar dochter. Zittend op een stoel voor een groot zwart laken beantwoordt Eigenhuis de vragen die Frank haar vanachter de camera stelt. ‘Ik probeer me voor te stellen dat ik dood ben,’ zegt ze, ‘maar daar ben ik nog niet zo aan toe, geloof ik.’
Maar na een ingrijpende operatie blijkt de kanker naar haar longen te zijn uitgezaaid en daarmee ongeneeslijk. Als Eigenhuis overlijdt, erft Frank haar hardloopkleren. Ze besluit de marathon van Berlijn te gaan lopen, als eerbetoon aan haar vriendin. Frank houdt helemaal niet van hardlopen, maar langzaam leert ze begrijpen wat Eigenhuis er zo leuk aan vond. Het wordt een reden om ’s ochtends op te staan, een doel op een zinloze dag. ‘Lieve Annie,’ zegt Frank in een brief aan haar vriendin, ‘Je gaf me je kettinkje en je hardloopkleren en het is alsof ik je een beetje aantrek. Ze ruiken nog naar je.’